| |
Kokje
Stemme: Schoon lief, wil mij troost geven, etc.
1 Truitje, ik moet u loven,
want gij weet meer te hoven
als d' alderbraafste kok,
met kunstjes te versieren,
met schikken en schakieren,
dat 's zeker, zonder jok.
2 't Zij waar het is besproken,
dat 's zeker, zonder jok.
3 Met burgers en met boeren,
| |
| |
die gij kent bij de schok,
met waarden en waardinnen,
God geef ook hoe ze zinnen,
dat 's zeker, zonder jok.
4 Met wevers en met snijers,
met voerlui, met paardrijers,
met aterlings, met basters,
met lui vol lofs en lasters,
dat 's zeker, zonder jok.
5 Met snode duiveljagers,
met broeders en met zwagers,
met botters, valse speelders,
met heelders en met steelders,
dat 's zeker, zonder jok.
6 Met schooiers en wijnkopers,
met schrapers en leeglopers,
wel hoe, ik krijg de nok!
laat gij uw goedheid blijken,
dat 's zeker, zonder jok.
7 Gij slacht de goede paarden,
gij werpt niemand ter aarde,
het valt als in Gods blok;
uw goedheid is rechtvaardig
wel een rood rokje waardig,
dat 's zeker, zonder jok.
| |
| |
8 Maar als zij 't u verwijten,
zegt: wie een hond wil smijten,
die vindt welhaast een stok.
Maar kunt ge u verbijten,
't zal hun te meerder spijten,
dat 's zeker, zonder jok.
laat zij 't eens beter maken,
maar of ze schoon wat praten,
gij zult 't toch niet laten,
dat 's zeker, zonder jok.
|
|