Liederen(1985)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Liedeken Stemme: 's Morgens voor daag, in 't veld al bij den wege, etc. 1 Maar ziet, zij sluit! Ach lief, wil zo niet sluiten, zie eerst eens uit wie dat gij hier laat buiten uw deurtje gaan; kom Fleurtje aan, aan 't scheurtje, een eurtje aan 't deurtje staan, aanhoor mijn klein vermaan. 2 Ach, wil je niet? En is 't dan uw behagen, dat ik 't verdriet hier op de straat moet klagen? Voor nijers boos, voor vrijers loos, nog wijder voor ijder, voor vrijers loos of iemand die mij ziet? 3 Ik gaf een klop met vrezen en met hopen, en zei: Doe op. Zij zei: Ik doe niet open. Wij zorgen zeer, kom morgen weer, wil borgen tot morgen, [pagina 44] [p. 44] [pagina 45] [p. 45] kom morgen weer en eis dan uw begeer. 4 Ik ben 't, mijn roem, mijn waarde uitgelezen! die ik schier noem mijn eigen hart te wezen; zij vluchtte toe, ik zuchtte doe, zij vruchtte, ik duchtte, ik zuchtte doe, hoe wee was ik te moe! 5 'k En kan voorwaar de hele nacht niet rusten, maar dacht om haar, en veel verscheiden lusten tempteerden mij. Het deerde mij 't ontbeerde begeerde, dies keerd' ik mij van d' een op d' ander zij. 6 Wel op, mijn hart, en wil niet langer treuren, mag voor uw smart haar gunst u niet gebeuren, zo laat ze snel; maar praat ze wel, zo staat ze, ter plaatse, [pagina 46] [p. 46] zo staat ze wel waar men haar eren zei. 7 Prinsesje eêl! Als ik bij u kwam praten was 't een te veel, daarom zal ik u laten. Gij maakte 't trots, gij spraakt te schots, ik laak 't, en staak 't, gij maakt 't trots, 't had zeker niet veel slots. Vorige Volgende