Liederen(1985)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Avondlied Op de stemme: Als ik laatst van Holland voer, ik voer van Amsterdam 1 Ach proper dier, waar wil je heen zo in de nare nacht? 't Is zorgelijk te gaan alleen; mij tot konvooi verwacht, mij tot konvooi verwacht. 2 Hoe komt dat gij zo schichtig bent, en vliedt van mij zo verd? Geen vijand, lief, is u omtrent, waartoe dit lopen, hert? waartoe dit, etc. [pagina 34] [p. 34] [pagina 35] [p. 35] 3 Vreest gij niet dat de boeven, vrouw, u zullen randen aan? Als zij u misdeden, ik zou van rouw en smart vergaan. 4 Ik heb u dit zo dik gezeid, ook van de liefde mijn: gelijk het hout in 't vuur geleid, zo lig ik in de pijn. 5 Hoe dikwijls heb ik mij vermand om u te lopen naar, niet eens aanziende eer of schand, ik achtte 't niet een haar. 6 Zo vreemd als g' u in 't lopen toont, zo vreemd zijt gij in als. Blijft al mijn moeite ongeloond, zo is de kaart heel vals. 7 Als ik nog denk om d' oude vreugd, en om de laatste praat, dan is mijn hartje heel verheugd, wat zou nu doen de daad? 8 Waarom toont gij zo vreemd een schijn, daar gij mij wel meugt zien? Ik bid u, troost, ontdekt 't mijn, de oorzaak van dit vlien. 9 Nu gij mij dit te kennen geeft, en openlijk vermondt, zo zal ik u, mijn lief beleefd, beminnen t' aller stond. [pagina 36] [p. 36] 10 Prinses moet ik scheiden alree, zo beveel ik u d' Heer, die wil dij, mij bewaren mee, adieu mi jn lief vol eer, adieu mijn lief vol eer. Vorige Volgende