Liederen(1985)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Tweespraak, tussen Kniertje Knelis en Lijsbet Leffers Stem: Wie wil horen een nieuw lied, etc. Kniertje 1 Hou sik hou, goên dag in 't huis: wel is hier nou niemand thuis? Lijsbet Ja Kniertje, kom vrij binnen, En zie iens waar wij zinnen. Kniertje Wel, 't is hier nou wel in jouw bouw, zo bezig staag met spinnen? Maar wat ik jou zeggen wou: 2 Lijsbet Leffers, weet jij 't niet, 't is van z'n leven niet 'eschied, ala moer de Franse wou niemand met me dansen, noch jonge Jan, noch ouwe Jan, noch Ariaan, noch Jan Jansen, noch Jan oom Janses Jan. 3 Is hij waard dat hij brood eet die oude deugd zo gauw vergeet? Ja! mocht zijn vaar opkijken, hoe zou hij hem doorstrijken! Lijsbet Maar, zeg je dat? Wat, Jan zo prat, liet hij jou daar staan prijken? Kniertje Knelis, wat! wat! wat! 4 Wat! dat lijkt zeker niet een mijt. Kniertje Ja, meen je dat 't me niet spijt, [pagina 25] [p. 25] ik heb hum hiele dagen op deze arm 'edragen! Wat dat beduidt, staag wou hij uit, ik heb hem in de wagen zo menigmaal 'ekruid. 5 Heer! Lijsbet moer, wel ik beken 't, ik was tot de jongen zo 'ewend, ja ik en kon niet eten had hij niet mee 'egeten, sneed ik ien stik en smierde 't dik, wij beten beet aan beten, dan hij, en dan weer ik. Vorige Volgende