Kluchten
(1971)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
Ga naar margenoot* G.A.
Brederoos
| |
[pagina 62]
| |
En al even wel so schuylter een Gaeuwe-dief in myn huyt.
Ick kreegh lestent een buydt op de Reden-rijckers Camer,
Ga naar voetnoot13
Daer brack ick een kist op, met een breeck-beytel, en met een
hamer
15[regelnummer]
Die ick daer vond leggen, en ick lichte de kas
Van al de swaricheyd, daer sy me beladen was,
Ga naar voetnoot16
Ick stack het in myn Tas // ick raakten daer me op 't hollen,
Ga naar voetnoot17
By de soete Split-ruyters, die troetel-siecke Snollen,
Ga naar voetnoot18
Die wisten my so te pollen // so dat ick op het lest
Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Al de bocht verslempten, en hiel dat lege nest,
Ga naar voetnoot20
Het was oock seker best // dat icker wat voor poesten,
Ga naar voetnoot21
Dat arme gevangen geld, dat schimmelde, het roesten,
't Was wonder so 't verwoesten // doen 't in zyn vryheyt quam,
Ga naar voetnoot23
't Geld was wel hartigh blyd dat icket so me nam.
Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
De Rederyckers waren gram // sy keken op mekaar,
Ga naar voetnoot25
D'een vermoedent op die, den ander weer op een aar.
Ga naar voetnoot26
Ga naar margenoot*
Doe spracker een soete Vaar: mooglijck of hy hier inden hoop // is,
Ga naar voetnoot27
En siet offer niet weer wat op zyn Cape de Grijps te koop //
is,
Ga naar voetnoot28
Want daar gedrang of geloop // is, daar zynse garen by,
30[regelnummer]
Hy! noch prijs ick die reyne listige Dievery:
Ga naar voetnoot30
Ick heb een reys gehoord datter te Lacedemonien een Wet //
was,
Ga naar voetnoot31
Dieder trouwen, om beters wille toegeset // was,
Ga naar voetnoot32
Om haer Ingeboren voorsichtich en wijs te maken,
Ga naar voetnoot33
Te weten: so wat Dief of Fiel so behendigh kon taaken
Ga naar voetnoot34
| |
[pagina 63]
| |
35[regelnummer]
Dattet niemand en sagh, vernam, of werdt gewaer,
Ga naar voetnoot35
Die werdendt wel afgenomen: Maer
Ga naar voetnoot36
Die 't so bot maeckten, dat syer op werden gevangen;
Ga naar voetnoot37
Die werden, sonder genaden, levendigh opgehangen.
Ga naar voetnoot38
Maar mochten nu een reys opkycken die ouwe Lacedemoniers,
Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Hoe duyvel souwenset maken met de Banckeroetiers?
Ga naar voetnoot40
Die 't so byster en grof de Mienteman ontstelen,
Ga naar voetnoot41
En om een Haver-stro eens Haes-op na Kuylenburgh spelen.
Ga naar voetnoot42
Doch Keyser Karel die stelden daer tegen een keur;
Ga naar voetnoot43
Datmen sulcke Dieven sou hangen in haar eygen Deur.
45[regelnummer]
Want wie kan hem veur sulcke schelmen wachten?
En zynse dan oock veur geen Dieven te achten,
Ga naar voetnoot46
Die eenige drooge Waren, of lichte Saffraen,
Ga naar voetnoot47
In een verdompte vochtige Kelder laten staen,
Ga naar voetnoot48
Om dattet gewicht sou vermeeren in't verkoopen?
Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
En dese guytse Wisselaers, die dus onder haer vieren
loopen,
Ga naar voetnoot50
Dees komen als ick, met een degelijck kleed onder 't
volck:
En een is, as kackx, een Fransman, ende 't ander is zyn Tolck,
Ga naar voetnoot52
Daer hoortmen met een duytsche dolck lustigh op te beucken!
Ga naar voetnoot53
En die met Steenen botten, of die de Kaart kreucken,
Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Of die met een greep fraeytjes morst, en flenst,
Ga naar voetnoot55
Dat dunckt myn dat oock vry wat ande dievery grenst.
| |
[pagina 64]
| |
Ho dat is maer een wenst! sommige hebben wel ander parten:
Ga naar voetnoot57
Kyck, dat is klaveren, dat is ruyten, dat is schoppen, en dat
is harten,
Of so veel witten, of so veel swarten.
Ga naar voetnoot58-59
60[regelnummer]
En die een Spiegel achter zyn macker ande wangt //
set,
En luypt dan onder zyn hoed, en siet wat den ander in zyn
hangt // het.
Ga naar voetnoot61
Wat mien gy dat die gien verstangt // het, die so arghlistigh
speelt?
Ga naar voetnoot62
Ast al eseyt is, wat doet sulcken Tuysscher anders dan dat
hy't steelt?
Ga naar voetnoot63
En die Boeckhouwers, so wel oude als ionge gesellen,
65[regelnummer]
Die 't heur Meesters ontschryven, ontdragen, ontellen?
Ga naar voetnoot65
Droegense allegaer Bellen // men sou mercken dat de looste
Ga naar voetnoot66
Oock schuylen en wonen onder de aldergrooste.
Ja seker de snooste // dat sinne nou al rijcke Monseurs,
Ga naar voetnoot68
Daer gaeter een diel so prachtich over de Buers,
Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Dat kortelingh noch waeren Pelsers, en Schruers,
Ga naar voetnoot70
Ga naar margenoot* 't
Is wonder so het volck 't Amsterdam op de baan // bromt,
Ga naar voetnoot71
Wie weet waar dat sommige haar snelle Rijckdom van daan //
komt?
Ay siet hoe dese laan // kromt, sy het wel vijf en twintich
bochten.
Ga naar voetnoot73
Gants wongden! hier omtrent heb ic een reys geweldigh
gevochten,
Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Doen wy niet mier en mochten // droncken wy 't met me
kaar // of.
Ga naar voetnoot75
O bloedt hoe sie icker uyt? Non forts, het is maar // stof,
Ga naar voetnoot76
Flusjes veegh ick het klaar // of. Ick ben verby de Kalck- //
oven.
Ga naar voetnoot77
| |
[pagina 65]
| |
O ellemalementen, hoe kan Swart-Jan de arge schalck // hoven!
Ga naar voetnoot78
Ick wil hier gaen in 't aldereerste huys,
80[regelnummer]
En houwen myn dus wat eerelyck quansuys.
Ga naar voetnoot80
Ho, goeden Avend Oom.
Ga naar voetnoot81
De Boer sit voor deur.
Hoe? goeden Avend Maech, en een goet Jaer.
Gaeuw-Dief
Mach ick hier wel Herbergh krygen?
Ga naar voetnoot82
Boer
O ia gy myn vaar.
Ick heb noch een moye braen Bout, en ien loutre Pan // vis,
Ga naar voetnoot83
Met een Hieltje van ien Hammetje, daer noch lustich wat an //
is.
Ga naar voetnoot84
Gaeuw-Dief
85[regelnummer]
Ay tapt men reys?
Ga naar voetnoot85
Boer
Al ree Man.
Gaeuw-Dief
Wat gevet
Bier?
| |
[pagina 66]
| |
Boer
Maer
seven-Duyts.
Ga naar voetnoot85
Myn goe-Maet komt in huys, hoe sta gy so as de guyts?
Ga naar voetnoot86
Of bin gy liever inde lucht? hou daer is ien stoel. A vous
borst.
Ga naar voetnoot87
Gaeuw-Dief
Ick wacht het van harten. Ick heb natturelycken dorst.
Ga naar voetnoot88
Boer
Ho, gy drinckt datje steend. gy meucht wel voor man // varen.
Ga naar voetnoot89
Gaeuw-Dief
90[regelnummer]
Wel as ick myn best doe ick sou haast so een kan //
klaren.
Ga naar voetnoot90
Ay, schep noch een reys? want tappen is te veel werck.
Maar hoe hiet dit Dorp?
Ga naar voetnoot92
Boer
Maer dit hiet Ouwer-kerck.
Wel van waer is de reys? of koom gy hier uyt speulen?
Ga naar voetnoot93
Gaeuw-Dief
Neen, of ia ick, ick koom vande Stadt van Keulen.
| |
[pagina 67]
| |
Boer
95[regelnummer]
Van Keulen? he, he, dat geldtje myn broer, geluck toe.
Ga naar voetnoot95
Gaeuw-Dief
Ick wedge, as ick dat noch eens gesien heb, dat icket iou na
doe.
Ga naar voetnoot96
Boer
O datje hier Seundaaghs waart, dan hebben wy sukken hovering,
Ga naar voetnoot97
Ho 't is hier nou niemedallen, inde weeck is hier gien
neringh,
Maar alle heylige daeghs gaet hier de Veel met de Fluyt an
boort,
Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
't Gaet so ondeughdelycke moy, jy wilt wild worden dat
gy't hoort,
Ga naar voetnoot100
Ho 't is ien lust, ast hier vol volckx, en so wat drock //
is,
Hy myn wijf die ken so koken, ic loof niet datter noch sukken
kock // is.
Ga naar voetnoot102
Ick segh altemet, Moer, 't is wongder kijnt, datje so keunt!
Ga naar voetnoot103
Ja seydse: voor niet en heb ick niet by Stijn de braetster
eweunt!
Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Ist niet vreemt datse so handich, en so knap klaar //
is?
Ga naar voetnoot105
Se maackt ien levendigh Hoen dattet in ien omme-sien gaar //
is.
Ga naar voetnoot106
De Ste-luy eten hier dattet an heur hart raackt,
Ga naar voetnoot107
Sy weten selven niet hoe hier de kost so smaackt!
Ga naar voetnoot108
Maar deuse Frebis, versin gy wel? die hettet hier hiel
bedurven,
Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Het schijnt schier, versin gy wel? dat de Nering is
gesturven:
| |
[pagina 68]
| |
Ga naar margenoot* Ja
alle ambachten, klagen, versinje wel? en zyn byster slap,
Maar 't is nieuwers slechter me, versinje wel? als met de tap,
Ga naar voetnoot112
'k Pleeg fray volc te krygen, versinje wel? nou krygh ic
schuyte-boeven,
Ga naar voetnoot113
Met waeg-dragers, of snijers, die een hiele weeck om duyte //
troeven,
Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Trouwen ick heb, versinje wel? wel vyftich Veren op
myn hangt,
Ga naar voetnoot115
Want dat bennen miest al Burgers, versinje wel? hier uyt het
langt.
Ga naar voetnoot116
Ick segh somtyts, versinje wel? tegen myn wijf, o Soetje,
Hoe souwen wyt maken, molleken wy altemet niet een Koetje?
Ga naar voetnoot118
Wy hebbender daer after een staen, die so vet en glat // is,
Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Ick wed om een vaen, datter sulcken Koe niet om de
stadt // is.
Ga naar voetnoot120
Maer doch Fijn-man waer wil gy morgen na heen?
Ga naar voetnoot121
Gaeuw-Dief
Maar wil ickge seggen: ick mien na Amsterdam te treen,
Ga naar voetnoot122
Om eenige Koomenschap die ick daer te doen // heb,
Ga naar voetnoot123
Ic wou wel dat gy myn wat vroeg wreckten, also ic myn te spoen
// heb
Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Want ick wasser gaeren met het ontsluyten vande poort.
Ga naar voetnoot125
Boer
Wel broertje slaapt vry op myn hals, seker op myn woort,
Ga naar voetnoot126
Ick wil me, ick selje te twee uren wrecken, so wy niet lam //
zyn,
Ga naar voetnoot127
So sullen wy immers wel te vyven te Amsterdam // zijn.
| |
[pagina 69]
| |
Hoe soetjes valt den avent, niet waer? ay hoe soet.
130[regelnummer]
Ay laet ons binnen gaen, en maken wat moet,
Ga naar voetnoot130
Ghy meughd wel uyt iou klieren gaen, soo 't iou te heet //
is.
Gaeuw-Dief
Neen die in zyn kleeren slaept, smorgens vroegh gekleet //
is.
een Optrecker singende uyt.
Ga naar voetnoot-Mocht een man zyn Wijf verkoopen,
Gelijckmen Koeyen en Paerden doen,
Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Daer souwer so mennich te marckt loopen,
Daermen't nou niet op vermoen.
Gans lyden, hoe is een Man oock van een Wijf gequelt!
Ga naar voetnoot137
Een heelen dagh leydse myn so verhayd an 't hooft en leldt,
Ga naar voetnoot138
Om dat ick gisteren iuyst eens tot elven toe uyt // was,
Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Daarom seydse dat ick een rabauwt, en een guyt // was,
Ga naar voetnoot140
Een vleys-dief, een quist-goed, een spil-penningh, een
door-slach, een snap-op, een gild,
Ga naar voetnoot141
Ist dan wongder dat een man somtyts raakt op het wilt?
Ga naar voetnoot142
Daerom spiegelt u vry, ghy vryers, eer u dit geschiet,
Ga naar voetnoot143
Hay banckt altoos, en trouwt van iou leven niet.
Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Myn wijf doet anders niet dan knorren, dan kyven, dan
pruylen,
Dan rasen, dan klagen, dan suchten, dan kermen, dan
huylen,
O 't is sulcken suur-muyl! sy het niet een soete beet an haer
hiele lijf!
| |
[pagina 70]
| |
Gy sacht van iou lieffelijcke leven dagen niet sukken
lielijcken wijf,
Ga naar voetnoot148
S' is lang-geneust, en dick-gelipt, met losse hangende
wangen,
150[regelnummer]
Men souwse op een drie-sprong setten om ionge Nickers
te vangen,
Ga naar voetnoot150
Gy souwt sucken Venisje niet vinden, al socht gy de stadt //
deur,
Ga naar voetnoot151
Gants lichters, hoe koom ick an dit ansicht hangter een mat //
veur.
Ga naar voetnoot152
Ga naar margenoot* O
sy is so vriendelijck, as een arm vol Katten,
Of as een oor-wurm, waraftich, ick segh iou datte,
155[regelnummer]
Ick wouwer flusjes wat snobbelen, wat soenen, wat
sabben,
Ga naar voetnoot155
Maer dese smaelijcke meer, deed niet dan byten, smyten, en
krabben,
Ga naar voetnoot156
Ick seyden: Hoe gy wilt moer, wil gy niet, een ander wil
gaeren,
Ga naar voetnoot157
En mit so snapten ick uyten huys, eens-klaps inde Travaeren,
Ga naar voetnoot158
En nou so loop ick so wat slingeren as een die half dol //
is
160[regelnummer]
Ic wil niet ophouwen voor de buydel leeg of voor myn
gat vol // is.
Ga naar voetnoot160
Dat is nou al even veul: Ick moet nou wat uyt hoye // varen,
Ga naar voetnoot161
O bloet hier omtrent wonen sulcke overdadige moye // snaren,
Ga naar voetnoot162
Ick sach hier korteling veel vreemde haren, hier int swarte
paert,
Ga naar voetnoot163
Daer moet ick nou en reys gaen, dat is toch myn ouwe
waert.
165[regelnummer]
Laet sien, hier isset, hou, hou.
De Waerdin Giertje van
Vrieslant
Wie klopt daer?
Optrecker
Ick
ben't Giertje,
Doet open Moer, selje kijnt, ay Liefste tapt myn en biertje.
Ga naar voetnoot166
| |
[pagina 71]
| |
Giertje
De Klock is elf uren, wy tappen so laet niet, 't is nacht.
Optrecker
Nou myn Suycker-mongktje doet op, nou schaepje, ick heb de
wacht,
Ga naar voetnoot168
Ick koom hier om een kanne-bier voor de Cordegaarde te halen.
Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Nou, nou laetmen in, hoe staeje so, ick selje wel
betalen,
Ga naar voetnoot170
Nou Vriendelijckheyt doet op. genaevent Beckje.
Giertje
Ast is
brief.
Ga naar voetnoot171
Hoe staet dese Mallert so. Heer wat sinje een malle pis-dief.
Ga naar voetnoot172
Hed, hoe rijdt myn deze man, nou staet stil, wat duysent
schangden!
Ga naar voetnoot173
Waer mien gy dat gy bint? nou, segh ick houwt iou hangden.
Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Nou Joosje wilje Bier of Wijn hebben so seghtet plat
// uyt
Ga naar voetnoot175
Of wil gy niet drincken, so gaet oock strax weer het gat //
uyt.
Ga naar voetnoot176
Optrecker
Wel hey, mien gyt? hoe nou, ick loof niet dat gy sonder roy //
bint,
Ga naar voetnoot177
As gy vriendelijck siet, so duncktmen dat gy wel eens so moy
// bint.
Ga naar voetnoot178
Haeltmen eens van't ouwe geloof.
Ga naar voetnoot179
| |
[pagina 72]
| |
Giertje
wat is dat?
Giertje
Ick liep en taptent selfs.
Wel, a vous, ick brengie een reys een Bier om Joosie.
Ga naar voetnoot181
Optrecker
Drinckt uyt dat soopje, also moer, wat so myn quirom-doosie.
Ga naar voetnoot182
Giertje
Wat dunckt u Roosie // klaerden ick dat niet met een snaers?
Ga naar voetnoot183
Nou geeft myn een soen, Jan Soete-vaar! wat so veeght dat
kijnt zyn naers.
Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Heer wat bin gy een moy Man! maar wat heb gy een sacht
haertje!
Nou, hoe sit dese droogert so en leppert met dit staertje.
Ga naar voetnoot186
Nou wilje drincken, so drinckt, laet de Waerdin haer ploegh //
gaen,
Ga naar voetnoot187
Gy moet lustich slempen so gy wilt inde kroegh // gaen,
Die wil, wil hebben, die moet wil doen, en geen geld //
sparen.
Ga naar voetnoot189
| |
[pagina 73]
| |
Optrecker
190[regelnummer]
Nou goelicke Giertje, ick selt so louter as een held
// klaren.
Ga naar voetnoot190
Swick.
Ga naar voetnoot191
Giertje
Swack, een half bier in iou sack.
Optrecker
Neen, al propertiens Moer, alle dingen met gemack.
Ga naar voetnoot192
Ga naar margenoot*
Ick wil al myn goed niet teves verdoen, wat meugh gy dencken,
Ga naar voetnoot193
Dan wil gy myn een vriendschap doen, ick selje spelde-gelt
schencken.
Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Maer, al even wel, waer is iou Man?
Ga naar voetnoot195
Giertje
Maer die mocht hier
niet langer bancken.
Hy is na Oost-Ingie, Heyn is 't Zee, de Botter geld twie
blancken.
Ga naar voetnoot196
Optrecker
Wel wies Kijnt is ditte?
Ga naar voetnoot197
Giertje
Maar Schele Jut, die
is de Moer,
En de Vaar dat was hier Marten de Waterlandse Boer.
Ga naar voetnoot198
| |
[pagina 74]
| |
Se het hielle rijcke Vrienden, hoe wel sy schoon uyt krollen
gaet,
Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Ja vande beste vande stadt, kijnts, sy wonen inde
Warmoes-straet:
Ga naar voetnoot200
Tieuwis de Siep-sier dat's heur Oom, en Melis Klaesz onze
Schepen.
Ga naar voetnoot201
Dan trouwen 't is niet nieuws, heur Moer had oock sukke
grepen,
Ga naar voetnoot202
En heur Vaar was ooc vry wat snoeps, en heur breur hettet al
verpult
Ga naar voetnoot203
Dus ast al eseyt is, 't is ien weynigh het Geslachts
schult,
205[regelnummer]
't Is al ien out Soldaet, s' is met de Prins over de
Maas ekomen,
Ga naar voetnoot205
Het was ien hiel rijck, rijck Monsieur die heur maaghdom het
enomen.
Wat sy het so veel mannen dat syse niet tellen // kan,
Ga naar voetnoot207
Sy houwt sukken stoet Vryers, en iong Gesellen // an,
Daer is doove Jas, en mancke Klaas, en droncke Piet,
210[regelnummer]
En Kees Jong-Klaas, Kees Dierten Seun, wel hy, ken gy
hem niet?
Ga naar voetnoot210
Die Vlas-kooper opten dijck, die pleechter lang met te
verkeeren,
Ga naar voetnoot211
Hy konder op ien nachje wel dartich guldens me verteeren,
Maar wat wast? zyn Ouwers kregen so haest de lucht // t'huys,
Ga naar voetnoot213
En die brochten hem moeytjes hier after in 't tucht // huys.
Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Wel Joosje slaep gy? hoe nou? op!
Optrecker
Ay lieve laet myn
sitten,
Drinckt gy dat gy swiet, myn lust nou niet te kitten.
Ga naar voetnoot216
Giertje
Wel an myn Vaer, so gaet leggen, ick selje morgen of // vegen.
Ga naar voetnoot217
| |
[pagina 75]
| |
Nou dat in myn, wacht iou ziel, daer koomt ien stof // regen,
Ga naar voetnoot218
Wel op keel, meughdy nou gien bier? ick weet niet wat me
schort,
Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
Ick verlier al myn moy drincken, ick heb de helft wel
gestort.
Ga naar voetnoot220
Hoe staet de Rekeningh? laet sien, een, twee, dry, dats
vier,
Een Vaantje voor 't licht, een Vaan voor 't huys, en noch een
bier.
Ga naar voetnoot222
De Ratelaer roept 2 uren van binnen.
Ga naar voetnoot-
Sus, sus, wat hoor ick? Ist anders niet, 't zyn de Stoepen,
Ga naar voetnoot223
Of hy pijn in zyn buyck het, deynck ick, waerom mach hy so
roepen?
225[regelnummer]
Nou ick mach gaen keuijeren na myn warme nest,
En slapen tot den dagh, dat dunckt my var het best.
Ga naar voetnoot226
De Gaeuwe-Dief komt met een gemaeckte Koe
uyt.
Ga naar voetnoot-'t
Zio, 'tzio, 'tzio, kom myn Biest, so myn biesje! so gaat voort,
Ick selge gaen brengen al stilletjes op een ander oort.
Jou Miester die mach wel snorcken, wel slapen, wel dromen,
230[regelnummer]
Wy sullen, dus doende, wel te Cost-verloren komen.
Ga naar voetnoot230
De Boer die praeten myn so veel van dese verweende Koe,
Ga naar voetnoot231
So haest as ick hem sach kreegh icker groote sin toe.
Ga naar margenoot*
Ick heb de hielle nacht vast wacker gelegen,
Ga naar voetnoot233
En ick heb de Koe met een abelheyt gekregen,
Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
Nou myn Biesge, so gae we, laet ons gaen tijen opter
loop,
Ga naar voetnoot235
Seker die dus een Koe krijght, die het immers geen qua koop.
Ga naar voetnoot236
Wat duyvel, wat raat word ick op de dievery gevangen?
| |
[pagina 76]
| |
So ward ick as een Koe-dief, in een Koes-huyt opgehangen,
Ga naar voetnoot238
Ick mach den armen Boer zyn vette Koe weer geven.
Ga naar voetnoot239
240[regelnummer]
Sou ick stelen, en weer langen? dat waer 't eerst van
myn leven.
Ga naar voetnoot240
Ick wild Lood-velt opgaen, so ben ick 't Amsterveen terstont.
Ga naar voetnoot241
Neen, daer liep ick de schouwt met zyn hongkt inde mont.
Ick sel de Koe hier ande Hoy-bergh vast // maken,
En hem daer na verkoopen, al souw icker om an een bast //
raken.
Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Nou Koe staet stil, hier is ouwt Hoy, dat's immers goe
kost,
Ga naar voetnoot245
Meugelijck wordy flus met een aardigheydt verlost.
Ga naar voetnoot246
Nou ick wil weerom na myn slaep-ste gaan keuijeren,
En blyven op myn bedt, wat gangs-oogen, en leuijeren,
Ga naar voetnoot248
Of slapen tot den dagh, tot my den Huysman wreckt.
250[regelnummer]
Nou lustigh met een Hongts-draf na huys gereckt,
Ga naar voetnoot250
Van zyn leven sal de Boer myn aricheyd niet weten,
Ga naar voetnoot251
Want gister avent laet gaf hy de Koe noch eten.
Wel waer na, deynk ick, mach ick so lang // staen,
Ga naar voetnoot253
Wil icker wesen, so moet ick duschen gang // gaen.
Ga naar voetnoot254
Hier is wat rusts, de Boer wort
wacker.
255[regelnummer]
Hay, ha, he, wel hay, hoe slaep ick dus, 't is laet,
Ga naar voetnoot255
Op, op, op, hou Fyn-man, hou, op, op, wel op myn Goe-maet,
Ga naar voetnoot256
Hou, hou, hou, op hy geest, 't is lang genoegh geslapen.
Ga naar voetnoot257
| |
[pagina 77]
| |
Gaeuw-Dief
Gants lichters, o bloet, sietmen hier een reys leggen en
gapen,
O lyden, ick heb sulcken vaak, ick ben huvrigh, en grilligh,
Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Maer ick moet lijckewel op, al gewillich of
ongewilligh.
Ga naar voetnoot260
Hoe vaertet Huysman, bin gy klaer?
Ga naar voetnoot261
Boer
O ia ick,
Reys-broeder, terstonden an,
Hier ben ick voor den dagh, nou gawe myn deughdelycke Man!
Ga naar voetnoot262
Hoe begint hem 't vrolijck licht vande duysternis te
scheijen.
Ho Maatje, volght my na, ick selge moeytjes leijen,
Ga naar voetnoot264
265[regelnummer]
Hou daer Lansert, daer is voor de hongden een moye
stock.
Ga naar voetnoot265
Siet Broertje dat is gang, volght gy so wat stijfjes in myn
sock.
Ga naar voetnoot266
Gaeuw-Dief
By gedt, Huysman, gy kent wel lustigh anstooten,
Ga naar voetnoot267
Ick bin me wel een goet looper, ick mach me wel over myn
koten,
Ga naar voetnoot268
Maar na dat icket ansie, o myn, gants sacker sinnen,
Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
Soudt dus lang duren, Maegh, gy soutet myn wel of
winnen,
Ga naar voetnoot270
Dan ten mach noch gien nood, treed vry louter voor,
Ga naar voetnoot271
Ick set myn voeten strix strax in iou spoor.
Ga naar voetnoot272
Ga naar margenoot*
Maer hoe vaertet Oom, willen de maets hier wat vechten?
Ga naar voetnoot273
| |
[pagina 78]
| |
Boer
By go iase Maatje, je hebt hier sucke besuchte kittige
knechten,
Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Die so wacker snijen, wat, thet gien bescheyd,
Ga naar voetnoot275
Daer is hier Hans Poodt, die hetter noch lestent ien neer
eleyt,
Ga naar voetnoot276
Ackermenten hier zyn sulcke maets, 't is je niet te seggen,
Ga naar voetnoot277
Se durven, as de kaers uyt is, wel een stoot-werckje in 't
hongdert leggen,
Ga naar voetnoot278
Maer ick hou daer niet of, ick vecht liever moeder naeckt,
Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
Ja ick warachtich Joosje, ick heb wel een Kijnd over
velt emaeckt,
Ga naar voetnoot280
Wel eer con ick de meysjes lustich inde wey // locken,
Wy vochten dan so soetjes, wy riepen om gien schey // stocken,
Ga naar voetnoot282
Maer myn Breur, Moy Lammert, en is daer van de man //
niet,
Die is schier vervaert as hem een reys een meyt an // siet,
Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
Nou lestent hadde wy de Buur-Jonges te gast op
Rysen-bry.
Ga naar voetnoot285
De Meyde badden him, en seyden, ay Moy Lammert komt toch by,
Ga naar voetnoot286
Maar hy ginck an 't Roor, en sneet een stick, en ging daer me
na veur,
Ga naar voetnoot287
As hy dat op had, nam hy zyn aers in zyn narm, en ging deur,
Ga naar voetnoot288
O 't is sukken wijsheyt, hy gaet nummer meer van zyn teem,
Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Hy komt by gien giesten, hy hed al een angdere veem,
Ga naar voetnoot290
By maats die in een hiel Jaer geen stuyver verteren,
En dat versoorde volck, spreeckt staagh op elck ien zyn
kleren,
Ga naar voetnoot292
| |
[pagina 79]
| |
Wel seyd den ien: Of dese Jan de Backer hem selfs nouw wel
kan?
Ga naar voetnoot293
Ja siet, om goos-wil, hy het al me al ien ferwiellen broeck
an,
Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
Ja sommige die makent noch wel helft te grover,
Ga naar voetnoot295
Daer is niemet die sy niet wardeynen, en halen over.
Ga naar voetnoot296
't Zyn wyven van mans, dat seggen, trouwen, heur eygen buuren,
Ga naar voetnoot297
Dan 't zyn weer goe kinderen, sy helpen haer meysges de
potte-banck schuuren,
Ga naar voetnoot298
Sy vernemen na elck ien heel histich, en hiel snel.
Ga naar voetnoot299
Gaeuw-Dief
300[regelnummer]
Om de waerheyt te seggen, sukke maats kan ick 't
Amsterdam oock wel,
Daer isser so ien diel, so ien hoop ouwe klouwers,
Ga naar voetnoot301
Wankt dat volck en hylickt niet, dus werdense goet ouwers,
Ga naar voetnoot302
Heer sy zyn so waan-wijs, so neus-wijs, so gloorejeus, 't is
wongder!
Ga naar voetnoot303
Maer altemet loopter so wel ien hancktvol mallicheyt ongder,
Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Neen seker ick prijs niet datmen 't geld ruymschottelt
verslempt,
Ga naar voetnoot305
Maer ick haat de geen die op elck schrolt en schempt,
Ga naar voetnoot306
Doch 't is de rechte wraak, dat die steets een yder laakt,
Dat die van andere weer wert leelijck uyt gemaakt.
O Huysman, hoe hiet dit huys?
Boer
Maer dit hiet
Kost-verloren.
| |
[pagina 80]
| |
Gaeuw-Dief
310[regelnummer]
Maer waerom?
Boer
Maer het stonger
ierst qualyck geschoren.
Ga naar voetnoot310
Gaeuw-Dief
Ooms kijnt, tre gy wat soetjes voort, ick moet hier spreken
an,
Ga naar voetnoot311
Ick souw gaeren wat gelts hebben hier van een Man,
Hy geeft noch hy en biet, en de Renten vermenichvuldigen,
Ga naar voetnoot313
Ick moet nou geld hebben, 't baet kackerlacken noch
ontschuldigen,
Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
Ga naar margenoot*
Want ick mien op dese marckt al hiel veel te besteen.
Boer
Wel an Burgers kijnt, ick sel so wat voor uyt gaen treen,
Maar ay komt strax weer.
Ga naar voetnoot317
Gaeuw-Dief
Ick ga, ick koom
onger ienich.
Boer
Gangs bloet, Maatje, ick ga so nood al moerlijcke lienich.
Ga naar voetnoot318
Hier woont Lange Dirck van Diemen, die rijcke Boer,
320[regelnummer]
Hy hed een hiel halfvat vol Rijckxdaellers begraven in
zyn vloer,
Ga naar voetnoot320
| |
[pagina 81]
| |
Elementen hy houwt so veel van de rongde schyven,
Ga naar voetnoot321
En hy is so karigh, hy souw op een Luys wel doot blyven,
Ga naar voetnoot322
't Is sucken gierigen honckt, en so hooch-hartich ick weet
niet hoe,
Al vil hy over iou, hy souwje niet eensjes spreken toe,
Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Hy houwtet met niemet, dat bleeck wel an Dibberich
Joosten
Ga naar voetnoot325
Zyn Susterling, die sieck was, en hy wouse niet troosten,
Ga naar voetnoot326
En hy is tegen de Schamelle-luy so bitter en so straf,
Ga naar voetnoot327
Hy souw miennen dat hy beroyd was, dat hy wat om gods wil gaf.
Ga naar voetnoot328
Daer is Pied Quist-goed, die vrijt zyn dochter Magre
Grietje,
330[regelnummer]
Dat is sucken hangdeloose tedt, sucken wieck-ebacken,
sucken weet nietje
Ga naar voetnoot330
Sucken bedil-al, sucken suur-muyl. Maar s'is weer goet vaars,
Ga naar voetnoot331
Sy lacht by hoy, en by gras, dat 's goelickjes tweemael 's
iaars,
Ga naar voetnoot332
Soose hum krijght, hy sel 't brood wel uyt de schimmel
houwen,
't Is een goet etend gesel, en hy siet wonder gaeren
vrouwen.
335[regelnummer]
Hy mach zyn natge en zyn drooghje wel, hy eet al
Coorentje groen,
Ga naar voetnoot335
Kan Lange Dirck wat winnen, Piet Quist-goed selt wel
verdoen,
Gelijck as Jelis Francxsz Licht-hart, ginder op S. Teunis
dijck,
Ga naar voetnoot337
Die Mary Mosels trouwden, die byster moy was en rijck,
Want heur vaer die haddet suynich bespaert, en bedisselt,
Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
Hy had veul sticken van achten op voordel oppewisselt,
Ga naar voetnoot340
As hy ouwt gelt wist, hy lieper om of hy sot // was
Hy rusten niet voor dattet in zyn pot // was.
| |
[pagina 82]
| |
Nacht en dagh was die man met zyn geld bekommert,
't Is waer hy sturf wel rijck, maer hy was al seer beslommert.
Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Maar Jelis Licht-hart, die was al hiel van een angdere
sin,
O bloet, hy maacktender so haast een redderingh in.
Ga naar voetnoot346
't Was een lanst vande Prins, hy can een kan door de glasen
lappen,
Ga naar voetnoot347
Hy kon vier vaan so haast drincken, asse de Meyt kon
tappen,
't Was sucken Coop-al, sucken Snoes-haen, sucken wey-man,
sucken geest,
Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Dan ick denck niet datmer in't ouwe Testement van
leest.
Ga naar voetnoot350
Hy leyde so gaeren een blaatje, een geftimpje, een
roemsteekje,
Ga naar voetnoot351
Een ticktackie, een verkeertie, een troocentie kon hy uyt een
eeckje,
Ga naar voetnoot352
Hy tuysten, hy wedde, hy ruylde, hy sammelde hiel fray,
Ga naar voetnoot353
Hy was een wild schut, een doel Heer, hy schoot oock na de
Papegay,
Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
Hy quam by groot hans, by kleyn hans, by Boeren en by
Heeren,
Ga naar voetnoot355
't Was een rechtschapen Man om een hulck me te verteeren,
Ga naar voetnoot356
Hy was altemet een viertien dagen inde Kroech,
Ga naar voetnoot357
En dronck Brandewijn, Taback, een hielen dach van smorgens
vroech.
Ga naar voetnoot358
Ga naar margenoot* 't
Gebeurden dat hy eens droncken by een lichte koy te bed // was
360[regelnummer]
Waer van hy so deerlijck, van twee ionge Dochters
besett // was,
Ga naar voetnoot360
Immers 't goetje raackten op, hy verdronck zyn wijfs ringen,
en rocken,
Ga naar voetnoot361
| |
[pagina 83]
| |
En hy hulp heur allebey hiel iammerlijck ande pocken,
Ga naar voetnoot362
Somma, Vrecke-bart was het goed te vergaren een lust,
En om dat op te krygen, had Licht-hart nacht noch dach
rust,
365[regelnummer]
Seper 't is mier kunst 't gewonnen wel te bewaren,
Ga naar voetnoot365
Dan veel te konnen winnen en niet te konnen sparen,
Trouwen men sietet veeltijts 't geen dat een gierich mensch
bespaart,
Dat daer een sluymer, en slemper dickwils wel of vaart.
Ga naar voetnoot368
Wel waer na mach myn Macker so lang wachten,
Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Ick gis dat de man met het geld niet seer sal iachten.
Ga naar voetnoot370
Dit is Bonte-botters huys, ick wil in dese krompt
Ga naar voetnoot371
Gaen leggen, en wachten tot dat myn Reys-broer kompt.
Hy gaet leggen op 't Tooneel, den ander
komt met de Koe achter hem uyt.
Pots Longeren, hoe wil ick nu speulen vande versierde,
Ga naar voetnoot373
Hoe dat ick tegen de Boer om geld raasde, en tierde,
375[regelnummer]
En hoe dat myn de Huysman met kracht en louter gewelt,
Ga naar voetnoot375
Dese Koe dwong an te nemen op rekening van myn geld,
Ga naar voetnoot376
Maer, o sacker lyden, wat sal ick doch met de Koe beginnen?
Ga naar voetnoot377
Ick durf hem niet verkoopen, al mocht icker 50 guldens an
winnen,
Want ick bin 't Amsterdam, om myn boevery wel bekent,
380[regelnummer]
Besongder op de Osse-marckt, of daerom trent,
Ick sel de Waert, so schoontjes praten toe:
Dat hy myn selfs gaet verkoopen dese Koe.
Ga naar voetnoot382
't Is nou goelickjes een kartier uyrs geleden.
Ga naar voetnoot383
Nou wil ick by hem wesen, so moet ick wat an treden.
Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
Hy Ooms-kijnt, Ooms-kijnt.
| |
[pagina 84]
| |
Boer
Wel Maegh bin gy
daer,
Ick miende warhaftich dat gy after gebleven waer.
Gaeuw-Dief
O hongdert Turcken! o gants sacker koeck en Vygen,
Ga naar voetnoot387
Hoe quaet ist huyendsdaaghs geld uyt de luy te krygen:
Ga naar voetnoot388
Ick vraaghde met een beleeftheyt, Huysman komtet iou pas,
390[regelnummer]
Dat geld nou te geven, dat over Jaar al verschenen
was?
Ga naar voetnoot390
Maar die sackereelde Gaffel, die loochendet, hy wout
ontkennen,
Ga naar voetnoot391
Ick sey iou Kinckel, de Nicker moet iou schennen!
Ga naar voetnoot392
Missaack gy 't iou schelm, iou Kneuckel, dat doet de droes,
Ga naar voetnoot393
Ick het Ruyntje van 't stal, want de kop was myn so kroes,
Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
Ick torrenden hem na 't gat, ick gingh hem na de huyt
// tijen,
Ga naar voetnoot395
Hier Veen-vos, seyd ick, geeft geld, of ick selt daer uyt //
snijen.
Ga naar voetnoot396
Terstont vil die loose Kaerel op zyn bloote knien,
Je souwtie slap gelacht hebben, had gy de Boer esien,
Heerschip, seyd hy, verschoont myn ionge leven,
400[regelnummer]
Ga naar margenoot*
Ick selje een moye vette Koe in betaling geven,
Ick heb warachtich gien geld, ick heb seker gien geld in
huys,
Ja niet een Hollandsche duyt, gien helder-penning, noch kruys,
Ga naar voetnoot402
Immers zyn wijf con myn so moeytjes bepraten,
Ga naar voetnoot403
| |
[pagina 85]
| |
Dat ick my met de Koe genoegen most laten.
Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
Het moeyt myn warachtich, ick bin schier bedroeft,
Ga naar voetnoot405
Dat gy hier so lang na myn gewacht hebt en getoeft.
Ga naar voetnoot406
Boer
O seker 't is een moye gladde Koe, hy is al wel gemiest,
Ga naar voetnoot407
Hy het vry wat op zyn schilde, 't is wel een deughdelijck
biest,
Ga naar voetnoot408
Hy is wel in zyn vleys, zyn kost is hem wel bekomen.
410[regelnummer]
Met oorelof, Lansje, voor hoe veel heb gy hum
angenomen?
Ga naar voetnoot410
Hy is overdadich vet, ia dat ick 't niet wel en wist,
Ick seyde 't is myn Koe, seker me dunckt hy ist.
Gaeuw-Dief
Heer-waerd gy mist, waer souwt gy u wel toe neygen,
Ga naar voetnoot413
Ele-man, schijn bedrieght, daer is meer gelijx as eygen.
Ga naar voetnoot414
Boer
415[regelnummer]
Ja wel ick kan niet kallen, maer as gy hum wel
bekijckt,
Ga naar voetnoot415
Ick segh noch dat hy myn Koe van aansicht wel gelijckt,
Ga naar voetnoot416
Dan ick ontgeeftme, want gistre laet gaf ick hem eten.
Ga naar voetnoot417
Gaeuw-Dief
Dat sum recht Huysman, ghy moetet oock vergeten.
Ga naar voetnoot418
| |
[pagina 86]
| |
Hoe vreemt loopt dese dijck, wat seylt hier mennige
schuyt,
420[regelnummer]
Hoe vaeren dese witte-broots Keyeren met heur Jachten
uyt,
Ga naar voetnoot420
Hoe heerlijck doet hem de stad op, met al die nieuwe huysen,
Ga naar voetnoot421
Dit hiele landt, hoor ick, wert gehouwen met dycken en met
sluysen,
Ga naar voetnoot422
't Is wongder, niet waer, hoe fray sietmen de Zuyer-kerck,
Ga naar voetnoot423
Met die witte steenen tooren, 't is wel een treflijck werck!
Ga naar voetnoot424
425[regelnummer]
Hoe flickert de Son met weer-lichtend geschimmer,
Ga naar voetnoot425
Op die verglaasde daken, en op dat nuw getimmer.
Ga naar voetnoot426
Ick heb hier langen tijd in dese stad verkeert,
Ga naar voetnoot427
En ick was by de mieste geacht, en wel begeert.
Ga naar voetnoot428
Wat duycker, sel ick hier dan met de Koe gaen loopen,
Ga naar voetnoot429
430[regelnummer]
Dat durf ick niet doen. Ay Reys-broer, wil gyse
verkoopen?
Ick selje een drinck-penningh geven, wilje Heer Waert?
Ga naar voetnoot431
Ick sal u verbeyden inde Herrebergh vant Swarte Paert,
Wat gy meer as negen pondt kondt bedingen,
Ga naar voetnoot433
Daer sullen wy lustich voor van Aaltge singen,
Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
Altoos Lansje, versta gy wel, een Daalder staet vast.
Ga naar voetnoot435
Maer myn Goe-maatje, wat ben gy een arige gast.
Ga naar voetnoot436
Boer
Wel geeft myn de Koe, ick selse iou by gedt so lustich
Ga naar voetnoot437
Uyter hangd verkoopen. Ick sie wel Maegh gy bint rustich.
Ga naar voetnoot438
| |
[pagina 87]
| |
In 't swarte paart, dat's myn Herrebergh, wacht daer fijn man,
Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Gedieuw, ick sel sien hoe ick de Koe best verkoopen
kan.
Ga naar voetnoot440
Ga naar margenoot*
Joosje, de Optrecker, werdt wacker in 't swarte Paart.
Gants slijden! bin ick hier noch! o gants sacker venten,
Ga naar voetnoot441
Ick durf waerachtich niet thuys comen, so sal mijn wijf
parlementen,
Ga naar voetnoot442
O bloet, hoe wilse raesen, een mensch die mach verwilderen,
Ga naar voetnoot443
De Nicker is oock so lelijck niet asse hem wel schilderen.
Ga naar voetnoot444
445[regelnummer]
Giertje tapt een Kanne-wijns.
Giertje
Wel hoe dus,
smargens vroe?
Optrecker
Wat het de Duyvel het paert ghegheten, hij eeter de toom oock
toe.
Ga naar voetnoot446
Giertje tapt, ick selje betaelen as een Man met eeren.
Giertje
Wat so de vellen, op een qua merrickt moetmen wel teeren.
Ga naar voetnoot448
Optrecker
Komt hier mijn Moer, komt sitten an mijn groene // sy.
| |
[pagina 88]
| |
Giertje
450[regelnummer]
Ast is vaer, so krijch gy met eeren het soene // vry.
Ga naar voetnoot450
Joosje, ben gy wat vriendelijck? gy bint goet wijfs, en vry
wat goet soens.
Ga naar voetnoot451
Optrecker
Giertjen, ick word so tochtich, seecker myn lust nou wel wat
groens:
Ga naar voetnoot452
Heer hoe gaen mijn ooghen in gras-duynen graasent // weyen,
Ga naar voetnoot453
Men souw wel Petercely leely in jou aasent // seyen.
Ga naar voetnoot454
455[regelnummer]
Gy bint so epronckt, men souwje wel an voor een rijcke
pop // sien.
Ga naar voetnoot455
Giertje
Maer wat bin gy een reyn man van neus, en van ooren, en van op
// sien:
Ga naar voetnoot456
Gy hebt sulcke flouweelen opslaegjes, met damaste
kousebanckjes,
Ga naar voetnoot457
Met sulcken sattynen neus, vol dyamanten, root, en
blanckjes,
Ick gheloof niet datter kostelijcker aasingt inde stadt // is,
Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
Ist niet jammer dattet soo ghequelt vande madt // is?
Ga naar voetnoot460
Optrecker
Nou Giertje soenmen of, wel wil gy dan geen Peys?
Ga naar voetnoot461
Giertje
Die om podden te marrickt gaet, is wel belust om vleys.
Ga naar voetnoot462
| |
[pagina 89]
| |
Nou, hangt uyt de quist-quas, stil myn goe maatje.
Ga naar voetnoot463
Ick geef wel snack, voor back, met een slordich praatje.
Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Ick slacht de ouwe wagenaers, ick hoor gaeren 't
clappen vande swiep,
Het mach myn niet heugen dat ick lest by een man sliep,
Ga naar voetnoot466
Hanght vande banck, het vleys is verkocht.
Ga naar voetnoot467
Optrecker
Wel Giertjen, hoe dus? weyger gy een kunst, een tocht?
Ga naar voetnoot468
Jaesie! schurft is haest geraackt, nou moer, hoe bin gy so
quaet?
Ga naar voetnoot469
470[regelnummer]
Gy meuchtet mijn een reys weer doen ast jou beter
staet.
Ga naar voetnoot470
Giertje
Ick danck jou vaar, dat gy mijn ouwe vel niet en versmaet.
Optrecker
Wel Giertje, gy bint noch jeuchdelijck, ja by gants velten,
Ga naar voetnoot472
Men sou noch wel botter in jou mont kennen smelten,
Ga naar voetnoot473
Wy hebben niet uyt ons klieren geweest vande hielle nacht.
Giertje
475[regelnummer]
Wech, wech, gy mallert, wech, uyt mijn schuyt, gy
bederft myn vracht
Ga naar voetnoot475
Neen vaar, wij mencaar niet, gy hebt sin in wat jongs.
Ga naar voetnoot476
| |
[pagina 90]
| |
Optrecker
Al reelijckjes, hoe ist met iou al, wat gedt seghen ongs,
Ga naar voetnoot477
Gy bint so gy bint, gy sout mijn genoech te pluysen //
langhen.
Ga naar voetnoot478
Giertje
Dat's waar, in ouwe pelsen kanmen oock wel luysen //
vangen,
480[regelnummer]
Maer het jongh is vriendelyck, vrolijck, en beknopt,
Ga naar voetnoot480
Ay stil een reys Joosje, mijn dunckt daer werdt gheklopt.
Ga naar margenoot*
Gaeuw-Dief
Wel hoe ist hier deynck ick, of hier yemant in // is,
Mijn dunckt dit tot Vriessche Giertje de waardin // is,
Goeden dach in huys, wel is hier niemant inne?
Giertje
485[regelnummer]
Ja's Kaalis kynt, ay lieve komt mee binnen,
Ga naar voetnoot485
Hier is noch mier van iou vollick, vande breyde kous.
Ga naar voetnoot486
Het zegendje bier.
Ga naar voetnoot487
Gaeuw-Dief
Ick dangkje, dat is
gord wous.
Ick heb van daagh niet een kruymel ghedroncken.
Avous lansje, een halfje, ick selder niet langh mee proncken.
Ga naar voetnoot489
490[regelnummer]
Sie dat is uyt, en mijn lippen syn noch hiel droogh.
Ga naar voetnoot490
| |
[pagina 91]
| |
Giertje
Ja beter dat uyt dan een goet man zyn oogh,
Gy hebt trompetters wangen, en bierdraghers lippen,
't Is onmoghelijck dat jou een drop sou konnen ontslippen.
Gaeuw-Dief
Wel wat is dit! as ick mien datmen de milt steeckt,
Ga naar voetnoot494
495[regelnummer]
So byten my de luysen, dat mijn 't hart breeckt.
Daer bijtmen een vreemde, en myn eygen mach geen beurt
krijghen.
Giertje
Y gut eele geest, gy praet vanden ontijghen.
Ga naar voetnoot497
Gy mocht van jou leven niet beter komen slaach,
Ga naar voetnoot498
Hoe komtet volck by mekaar, hier is huych by haach.
Ga naar voetnoot499
500[regelnummer]
Die ouwe spreeckwoortjes selden lieghen,
Selden sietmen uylen by vallicken vliegen.
Optrecker
Daer men me omgaet, daer wortmen me ge-eert,
Men acht de man na 't vollick daer hy by verkeert.
Giertje
Ja, ja, sulcken waert // sulcke gasten.
505[regelnummer]
Sulcke dieven // sulcke basten,
Ga naar voetnoot505
Sulcke schepen // sulcke seyllagie,
Ga naar voetnoot506
| |
[pagina 92]
| |
Sulcke kocks // sulcke pottagie,
Ga naar voetnoot507
Sulcke Bruyts // sulcke Speelnoots, dat's al recht,
Ga naar voetnoot508
Suck man, suck vis, sulcke meester sulcke knecht.
Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
Want dat is gewis, de dingen die teghen menkander
strijen,
En mogen menkaar in 't minste luchten, noch lyen.
Nou Gijsje, segh ick, laet die vuyle mannieren // staan.
Ga naar voetnoot512
Gaeuw-Dief
Ay Giertje laet ons een half uurtie uyt ons klieren //
gaan.
Optrecker
Sy weet niet wat sy wil, sy staet vast en bepeynster.
Ga naar voetnoot514
Giertje
515[regelnummer]
Neen vaar, 't isser niet in te werpen as ien bal in
een veynster.
Gaeuw-Dief
Ay lieve laet Lubbert eens gaen inde wey.
Ga naar voetnoot516
Giertje
Neen vaar, ghy sult wel vijsten al eet gy geen prey.
Ga naar voetnoot517
Men sel daer wel liever, ja liever kyeren mee stillen.
Ga naar voetnoot518
Optrecker
Nou Giertje, laetet hem een reys doen, om mijnent wille.
| |
[pagina 93]
| |
Giertje
520[regelnummer]
Ay sus, daer wert gheklopt, of sou ick wel hooren //
mis,
Ga naar voetnoot520
Maer of deuse knecht al drooch after syn ooren is.
Ga naar voetnoot521
Gaeuw-Dief
Wiljet doen, sie daar, ick selje een schellingh in je schoot
// smyten.
Giertje
Wel as een mensch veech is een luys sou hem doot // byten.
Ga naar voetnoot523
Nou drinck een reys om, siet hoe dat biertje gylt.
Ga naar voetnoot524
Gaeuw-Dief
525[regelnummer]
Siet daar kynts, dat's gheklaart, wel heb ick daar in
ghequylt?
Ga naar voetnoot525
Ga naar margenoot*
Een hieltje? dat is te veul, maer met twee klockjes een half?
Ga naar voetnoot526
Optrecker
Ick wil liever met iou drincken, as met een nochteren
Kalf.
Hy leeft met de Kan as een Krijschman met een daggen.
Ga naar voetnoot528
De Boer komt inde Herrebergh.
Giertje
Siet hier, siet hier, hier komtet varcken ongder syn
maghen,
| |
[pagina 94]
| |
530[regelnummer]
Ay sit wat Huysmans kyntje, hoe dus, gord bescherm is.
Ga naar voetnoot530
Wellekom Dirck Tyssen, wellekom broertie in onse kermis.
Ga naar voetnoot531
Gaeuw-Dief
Wel Dirck Tyssen, hoe isset met de Koe afgheloopen?
Boer
O Bloedt! ick had sulcke moeyte eer ickse kon verkoopen,
De Vleyshouwers die trentelde, en dongen, daer was geen raet
// toe.
Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
Daer wasser ien die boodt tien ponckt ried gelt, ick
seyden, ic slaet // toe.
Ga naar voetnoot535
Hy gheeft hem de buydel met gelt.
Nou vaertie deynen, en seghter niet een woortje teghen,
Ga naar voetnoot536
Al haddet mijn eygen Koe geweest ick had niet meer
ghekreghen.
O myn goe maet, 't moet duyster wesen daer ick dwalen //
sel.
Gaeuw-Dief
Waerdinnetie ick hebt, daer icket mee betaelen // sel.
540[regelnummer]
Laet ons nou een reys, Wie wil horen singen van
vreuchden een nieuw liedt,
Van een soo loosen Boerman, wel hy, en ken gy dat
niet?
Ga naar voetnoot541
Boer
Mijn lust niet veel te singen, 't is noch te vroech mijn
borst,
Ga naar voetnoot542
Ick heb vaack in myn tangden, ick heb sucken varkens dorst.
Ga naar voetnoot543
| |
[pagina 95]
| |
Gaeuw-Dief
Doet myn eerst bescheyt, siet selfs oft een half of hiel //
is.
Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Wat so, een nochteren dronck is soo goet as een siel
// mis.
Ga naar voetnoot545
Boer
Maer wat bin gy een ruych schaep! hay Avous langst,
Kijck so voor ghepepen, soo na ghedangst.
Ga naar voetnoot547
Optrecker
Ick heb hier de kan, ick bedanckje mijn Heeren.
Ga naar voetnoot548
Gaeuw-Dief
Met sulcke Heeren, moet ghy jou ghelt verteeren,
550[regelnummer]
Ick sie dat gy geesten bint, en de Koe het wel
ghegouwen,
Ga naar voetnoot550
Wy willender by get, een lustige sluymer afhouwen.
Ga naar voetnoot551
Waerdinnetje schaf op, 't is eveliens vleys, of vis.
Ga naar voetnoot552
Giertje
't Is mijn verboden te schaffen datter niet en is.
Gaeuw-Dief
Had ick twee platteelen, ick haalden twee cappoenen,
Ga naar voetnoot554
| |
[pagina 96]
| |
555[regelnummer]
Met een schape-schouwer, wat het mach syn Suster
soenen.
Ga naar voetnoot555
Tot Pieter de Koek daer is gemeenelijck wat gaar.
Ga naar voetnoot556
Boer
O bloemer herten, hadden wy wat te bancken soo waeren wy
klaer,
Ga naar voetnoot557
O pots-nickel! hoe souw so een lecker beetje smaken.
Ga naar voetnoot558
Optrecker
By get speulnoot, gy sout mijn tangden wel wat'rich maken.
Ga naar voetnoot559
Giertje
560[regelnummer]
Wel maats ick heb vande nochtent noch niet
ontbeeten,
Sou gy dus langh praten, ick kreech oock wel lust tot
eeten.
Wil gy twie betielen hebben?
Ga naar voetnoot562
Gaeuw-Dief
O ia ick, gants
sacker loot.
Giertje
Houw daer mijn groote maat, ick hebber geen meer soo groot.
Ga naar voetnoot563
Gaeuw-Dief
Maar sal ick dus gaan loopen, de luy selle myn nae roepen,
Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Sie dat is een lecker tant, die gaat uyt snoepen.
Ga naar voetnoot565
| |
[pagina 97]
| |
Boer
Ay eele geest lient hem jou mantel wat,
Ga naar voetnoot566
Hy zelder niet veerder mee gaen, as in de stadt.
Ga naar margenoot* Wy
selle mekaar terwylen een reys toe-pullen:
Ga naar voetnoot568
Gants slichters, as hy weer komt, gut hoe wille wy smullen.
Ga naar voetnoot569
Optrecker
570[regelnummer]
Houw daer myn broertie, siet datie haestich vliet,
Ga naar voetnoot570
Maer al even wel vergeet het weer-brengen niet.
Boer
Wat, ick geloof niet dat gy die fyn-man daar voor an siet.
Ga naar voetnoot572
Optrecker
Wat bin gy mal! 't is myn mannier so van spreecken.
Gaeuw-Dief
Wel an, dat is gangh, hoe wil iou dat ghebraan opbreecken.
Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
Ick gae eensloefs nae de lommert, of na de diefjes
vaers:
Ga naar voetnoot575
Daar koom ick altemets so eens: somtyts wel tienmael 's Jaers.
Ga naar voetnoot576
O gangs lyden, hoe wil die Flaers, die waerdin kyven.
Ga naar voetnoot577
Ick laet myn mackers voor 't ghelach te pande blyven.
Binnen. | |
[pagina 98]
| |
Boer
Waerachtich Giertje, gy bint so snobbeligen waerdin.
Ga naar voetnoot579
Giertje
580[regelnummer]
O dat mach ick lyen, sey de Meyt, datgy my soent daer
ick by bin:
Maer anders sou ick quaet wesen: Hoe vaar gy Joosje?
Ga naar voetnoot581
Optrecker
Al wel moer, ist met soenen te doen, ick soen oock wel een
poosje,
Y get Huysman, gy klaart dat lustich, gy bint al een giest.
Ga naar voetnoot583
Boer
Voor niet en heb ick by de Vlamingen geen Retrosyn gewiest.
Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Ick brenght u eens met een discordatie,
Ga naar voetnoot585
En ick hoop, ghy sultet wachten plaan,
Ga naar voetnoot586
Al en is dit geen fraeye arguwatie.
Ga naar voetnoot587
Ick brenght u eens met een discordatie,
Ja al maack ick weynich dispensatie,
Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
So sult ghy 't annemen saan,
Ga naar voetnoot590
Ick brenght u eens met een discordatie,
En ick hoop ghy sultet wachten plaan,
Gy syt mijn alderliefste graan.
Ga naar voetnoot593
| |
[pagina 99]
| |
Optrecker
By get Huysmans seuntje, dat kost iou wel een vaan.
595[regelnummer]
Maer secht myn een reys, heb gy oock in Vranckrijck
verkiert,
Ga naar voetnoot595
Waer heb gy dat overdadich kostelijck Fransoys geliert?
Boer
Dat heb ick geliert by de maets van onse Kamer.
Optrecker
Daer wil ick mijn kyeren oock senden, dat's veel bequamer
Ga naar voetnoot598
Dan dat icker sou stueren over Zee, over Zanckt,
Ga naar voetnoot599
600[regelnummer]
Asmen dus moy Francksoys kan lieren in ons eyghen
lanckt.
Boer
De loffelijcke Philosophije,
Die verdrijft de ingnorantie,
Ga naar voetnoot602
Zonder edele Clergye.
Ga naar voetnoot603
De loffelijcke Philosophije
605[regelnummer]
De ab'le Poeterije,
Ga naar voetnoot605
Die is vol matery, en substantie,
Vol gratie en vol playsantie.
Optrecker
Ick verstae de helft niet, behoudens uwer gunst.
Ga naar voetnoot608
Boer
So doet oock al 't gemeene volck, die weten van geen kunst.
Ga naar voetnoot609
| |
[pagina 100]
| |
610[regelnummer]
Ick spreeck Rondeelen van twaelven, of van viertienen,
Ga naar voetnoot610
Wilger een hebben van vierentwintich, ick selse u
verlienen.
Ga naar margenoot*
Ick spreeck Sonnetten, en Balladen uyt de vuyst.
Ga naar voetnoot612
Optrecker
Voor deuse tyt Dirckje, ben icker niet mee verkuyst.
Ga naar voetnoot613
Den eenen Cappoen, die mien ick louter op te snappen.
Ga naar voetnoot614
615[regelnummer]
O eelekaerten, hoe willen de seentjes en beentjes
knappen.
Ga naar voetnoot615
Boer
Ik sel mijn wel lyen allienich met de schapen bout.
Ga naar voetnoot616
Giertje
't Andere hoen past op mijn, 't is ghenoech dat hy het doopjen
hout.
Ga naar voetnoot617
Jonghe Keesje, het Boeren seuntje, uyt al
schreyende.
Goe-luydtjes heb gy myn vaar oock ghesien?
Emme gy Jonge, nou laet my betien,
Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
Ick heb al de wech gaen legghen en grynnen!
Ga naar voetnoot620
En waar dat ick loop, ick kan mijn vaar niet vynnen.
Ga naar voetnoot621
| |
[pagina 101]
| |
Ick wil gaen in zijn Herberch, inde Stee,
Ga naar voetnoot622
Daar hy mijn nou lestent had ghenomen mee,
Dat was in 't swarte paart, en dat is hier.
625[regelnummer]
Gants lyden Vaar, o menschen! gae gy noch te bier?
Ga naar voetnoot625
Boer
Nou hangden uyt de monckt, hoe staet de lecker soo en pruylt,
Ga naar voetnoot626
Nou grijnsbeck, komt hier, hoe leyd de jonghe so en huylt,
Ga naar voetnoot627
Keesje wil gy eens drincken? nou as een man, tsus, tsus.
Wat schort myn seuntje, wel keesje, hoe grey gy dus?
Ga naar voetnoot629
630[regelnummer]
Hoe sie gyer dus uyt? dus begrobbelt, en bekreten?
Ga naar voetnoot630
Wat isser Jongen, seg, het yement jou ghesmeten?
Ga naar voetnoot631
Keesje
Neense vaartje, ick droegh huy nochtent 't voer byt // stroo!
Ga naar voetnoot632
I wilje thuys komen myn schaam'le moer kryt // soo?
Ga naar voetnoot633
Boer
Wel waarom?
Keesje
Maer die Mieste-koe,
die ons was bevolen,
Ga naar voetnoot634
635[regelnummer]
Die is te nacht van de dieven uyt de stal
gestolen.
Boer
O gants vijf-menten! gants swongden! docht ick dit niet.
Ga naar voetnoot636
| |
[pagina 102]
| |
Ick loof niet dattet van syn leven is gheschiet,
Ick verkoop mijn koe, ick brengh hem 't gheldt, 't scheen
dattet myn lief // was,
Ga naar voetnoot638
Wie souw durve dencken, dat so eerlijcken man een dief // was?
Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Ick selt in een half Jaer niet winnen met tappen, noch
pracchen,
Ga naar voetnoot640
En ick moet waerachtich noch om de dievery lacchen,
Die geest moet hem daer al langh op hebben geneert,
Ga naar voetnoot642
Dat is een gauwe-dief, die isser gheweldich op ghetrynneert.
Ga naar voetnoot643
Kom Keesje, kom vaar, wille wy na huys toe gaan?
Ga naar voetnoot644
Giertje
645[regelnummer]
Neen, sacht wat Huysman, ay lieve blijft wat
staan.
Gy selt mijn iou lach al lachgende betaalen,
Ga naar voetnoot646
Of ick sel terstonden aan de Schouwt gaan haalen.
Wat rijdt myn dese Man, fluck, fluck, komt schaftmen hier 't
ghelt,
Ga naar voetnoot648
Wil gy 't niet met ghemoe gheven, so krijch ick het met
ghewelt:
Ga naar voetnoot649
650[regelnummer]
Ick sel waerachtich stracks om de Soldaten stuuren,
Ga naar voetnoot650
Ga naar margenoot*
Nou wil gy 't gheven of niet? of ick roep al mijn buuren.
Boer
Ay lieve, sus, swijcht, ick selt u gheven tot een duydt.
Ga naar voetnoot652
Hoe veel ist de Man?
Giertje
Maer een spaansche
kluyt.
Ga naar voetnoot653
| |
[pagina 103]
| |
Boer
Ick heb myn gat wel geschraapt, hou daer, ick mocht wel by
paaren // kitten.
Ga naar voetnoot654
Giertje
655[regelnummer]
Maer die zijn neers brandt die moet selfs op de
blaaren // sitten,
Ga naar voetnoot655
Ick verlies myn betielen, en 't lach noch daer en toe!
Ga naar voetnoot656
Optrecker
En ick mijn moye Mantel!
Boer
En ick myn vette
Koe.
Ick heb mijn gelt, en mijn schoone tijdt verloren.
Ga naar voetnoot658
Hy het ons allegaer over een kam gheschoren.
Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
Wel gedieuw Giertje, ick bid dat gy 't niet nae
vertreckt:
Ga naar voetnoot660
Of ick sel al mijn leven vande Steekatten worden begeckt.
Ga naar voetnoot661
Giertje
Kom Joosje, slinger over, wat mach dese veyndt // letten!
Ga naar voetnoot662
Gy seltet mijn geven, of ick sel de buurt over eyndt //
setten.
Ga naar voetnoot663
Optrecker
Hou daer is ghelt, wat, hoe raest dese meer.
Ga naar voetnoot664
| |
[pagina 104]
| |
Giertje
665[regelnummer]
So as u dat bekomt, so komt vry morghen weer.
Ga naar voetnoot665
Optrecker
Wel wie hoorde sulcken behendicheyt syn leven?
Ga naar voetnoot666
Hy hettet niet ghestolen, wy hebbent hem alle drie
ghegheven.
Nou ick wil deur gaan en maken geen gherucht,
Ga naar voetnoot668
Wistent de Rederijckers sy speelden daer af een klucht.
670[regelnummer]
Al even wel moet ick mijn mantel en mijn gelt missen:
Ga naar voetnoot670
Maar op sulcke wateren vangtmen sulcke vissen.
Ga naar voetnoot671
Ick sel mijn hoedt in huys werpen, en is die lief of waert:
Ga naar voetnoot672
So wil ick inkomen, wat schatet of mijn wijf wat baert.
Ga naar voetnoot673
Sy het vry wat ghelijckx, en 't sel heur vry wat spijten.
Ga naar voetnoot674
675[regelnummer]
Maer alst de mannen verkerven willen syt de Wijven
wyten.
Ga naar voetnoot675
Doch die met hoeren of boeven is belaan,
Ga naar voetnoot676
Die snijtse of en laetse gaan.
Ga naar voetnoot677
Gheschreven, gherymt, ende verdeylt, door my |
|