Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 244]
| |
I: 596Stemme: 't Windeken daer het bosch, &c. Melodie naar Valerius 1626, p. 191.
| |
[pagina 245]
| |
Te oordelen naar de bronnen schijnt deze melodie in Frankrijk, waar ze vandaan komt, nauwelijks bekend te zijn geweest, terwijl ze in Nederland langer dan een eeuw algemeen populair was. Ze dankt deze bekendheid aan een tweetal liederen die Hooft erop schreef en die bijzonder goed ontvangen zijn: ‘Vluchtige nimph waer heen so snel’ en het hier door Bredero geciteerde lied van Daifilo uit Granida, vs. 39vv (ed. Leendertz-Stoett, II p. 154): Windeken daer het bosch af drilt,
Weest mijn brack, doet op het wilt
Dat jck jage,
Spreyt de hagen
En de telgen van elckaêr,
Mogelijck schuilt mijn Nymphe daer.
Al geruime rijd voor de eerste druk van Granida (1615) circuleerde dit lied, evenals trouwens ‘Vluchtige nimph’, in handschrift en druk, als lied en als wijsaanduiding voor nieuwe contrafactenGa naar voetnoot1. Hoewel beide liederen in populariteit nauwelijks voor elkaar schijnen te hebben ondergedaan, valt het op dat ‘Vluchtige nimph’ in drie van de vroegste bronnenGa naar voetnoot2 optreedt als wijsaanduiding voor ‘Windeken’, maar dat het omgekeerde nergens voorkomt. Dit betekent vrij zeker dat ‘Vluchtige nimph’ aanvankelijk bekender was, misschien dat het ouder is dan ‘Windeken’Ga naar voetnoot3. In twee bronnen komen beide liederen, onmiddellijk na elkaar, voor met hun oorspronkelijke Franse wijsaanduiding: ‘J' aimerai toujours ma Philis’, t.w. in het hs. liedboek voor Maria de WitteGa naar voetnoot4, f. 117r en 118v, en in Emblemata 1611, p. 87 en 90. Van dit Franse lied heb ik niet meer teruggevonden dan een luitbewerking onder deze titel in hs. Thysius (na 1590), f. 378r (ed. Land, nr. 97), een geestelijk contrafact met de welhaast onvermijdelijke aanhef: | |
[pagina 246]
| |
‘I' aimeray toujour mon Iesus’ en met onze melodie in het Noordfranse liedboek Pieuse Alouette 1619, p. 72, en het ook al niet erg originele ‘I' aymeray tousiours le bon vin’ in Van Haeften 1622, p. 128, met andere melodie. Het aantal plaatsen waar ‘Windeken’ (a) en ‘Vluchtige nimph’ (b) als wijsaanduiding worden genoemd is zeer groot. Helaas staan ze merendeels niet bij Van Duyse, zodat ik hier de mij bekende meedeel - een ware explosie: Nieu Amoureus Lb. 1605, p. 150 (b)Ga naar voetnoot1; Nieuwen verb. Lust-hof 1607, I p. 83 (b); Bloem-hof 1608, p. 28 (= 32; a), 67 (= 75), 87 (= 96), 92 (= 101; alle: b); hs. Verhee 1609, p. 141 (a); Bloem-hof 1610, p. 43 (a) en 78 (b); Ned. Helicon 1610, p. 21 (b); Versch. Bruyloft Dichten 1611, f. D4v en E3r (b); Wellens 1612, p. 14 en 72 (a), 34 en 104 (b); Cupido's Lusthof (1613), p. 35 (a); Schalmye 1614, p. 122 (a en b); Apollo 1615, p. 13 (b) en 14 (a); Nieuwen Jeucht Spieghel (c. 1620), p. 51 (a), 28 en 162 (b); Schadt-kiste 1621, p. 306 (a); Zeeusche Nachtegael 1623, II p. 48, IV p. 80 (b); Van Gherwen 1624, f. 32v; Valerius 1626, p. 191 (a, met de hier afgedrukte mel.); Amst. Pegasus 1627, p. 146 en 165 (a); Stalpert 1628 (ed. 1968), p. 202 (a, met mel.); Revius (ed. 1930-35), I p. 191 (a) en 236 (b); Holl. Nachtegaeltien 1633, I p. 243 (a) en II p. 98 (b); Stalpert 1634, p. 631 (a, met mel.); talrijke latere bronnen. Zonder wijsaanduiding vinden we de melodie in Gheest. Nachtegael 1634, II p. 78, voor het lied ‘Lof zy Maria triumphant’, waarnaar in het zuiden een aantal nieuwe contrafacten ontstonden die de melodie daar in omloop hielden. De verspreiding blijft evenwel een overwegend Noordnederlandse aangelegenheid, met als merkwaardige uitzondering het lied ‘Het windeken daer dat bos af drilt’ dat door Van Duyse, I p. 598, volledig werd meegedeeld naar het verloren Brusselse hs. Liedboek met emblemata (c. 1635) en twee corrupte strofen van Hooft bevat. Van de aan Sweelincks leerling Samuel Scheidt toegeschreven variaties over ‘Windeken’ (Werke, ed. Chr. Mahrenholz, Band V. Hamburg 1934, p. 42) wordt de authenticiteit aangevochten (vgl. de inleiding op Sweelinck (ed. 1968), p. XI). Met twee andere liederen van Bredero (vgl. hiervóór p. 48 n. 1) werd ook dit lied herdrukt in Haerl. Oudt Lb. (c. 1650), p. 105.
Lit.: Van Duyse, I nr. 161. | |
[pagina 247]
| |
|