Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
I: 594Op de wyse: Als 't begint. Melodie naar Gheest. Tortel-duyve 1648, p. 66.
Bij Bredero ook bruikbaar voor: a Ay Gulde Maan hout op u jacht (I: 440); b De reden door de Tijd bevijnd (I: 236).
| |
[pagina 242]
| |
Bredero in monnikspij of broeder Gabriel O.F.M. Cap. verdacht van plagiaat: vrijwel ongewijzigd komt dit lied met de hier afgedrukte melodie voor in een Zuidnederlandse bundel van 1648, waarvan het titelblad meedeelt - naar nu blijkt: niet geheel terecht: ‘Alles ghemaeckt ende ghedicht door B. Gabriel van Antvverpen, Priester Capucin’. Het is het vierde lied van Bredero dat tot nu toe in een Zuidnederlandse bron is gevonden, een nieuw argument voor Keersmaekers' voorzichtige conclusie ‘dat Bredero in het zeventiende-eeuwse Zuiden geen onbekende is geweest’Ga naar voetnoot1. Tenzij men omgekeerd zou willen geloven dat br. Gabriel zonder angst voor ontdekking plagiaat kon plegen omdat Bredero in zijn omgeving juist níet bekend was. Ik meen dat een dergelijke gevoeligheid in deze tijd nog nauwelijks voorkwam, terwijl het bovendien niet vaststaat dat br. Gabriel persoonlijk voor de uitgave van zijn boek verantwoordelijk was. Wat de melodie betreft, is er reden aan te nemen dat deze nieuw gecomponeerd is. De 53 liederen in de bundel zijn volgens de titel ‘op maet-sanck ghestelt door eenen anderen Priester der selver Ordre’, geïdentificeerd als br. Tiburtius van Brussel O.F.M. Cap. (c. 1605-1669)Ga naar voetnoot2. Ze staan sterk onder invloed van de Franse airs de cour, getuigen bijna alle van een zeer bescheiden talent, terwijl de incidenteel gebruikte wijsaanduidingen nergens met de melodieën overeenstemmenGa naar voetnoot3. Déze melodie is nog niet de slechtste uit het boek, hoewel in haar opgelegde eenvoud toch ook één van dertien uit een dozijn. Er is echter geen andere melodie beschikbaar. Bredero's lied werd, evenals vier andere liederen die in het Aendachtigh Liedt-boeck volgen, ontleend aan zijn Stommen Ridder (1618; derde druk 1622). Dat verklaart de wijsaanduiding ‘Als't begint’: het lied was waarschijnlijk in die korte tijd voldoende bekend geworden om zelf de bedoelde melodie in herinnering te brengen. Het is in elk geval geen lege frase, want bij twee andere liederen uit hetzelfde stuk, ‘Al ben ic schoon Liefje’ en ‘Wie dat so dol als onbedacht’, geeft het Groot Lied-boeck geen enkele aanduiding, een bewijs dat de melodieën toen al niet meer konden worden geïdentificeerd. De uitgever/samensteller heeft blijkbaar de waarheid geen geweld willen aandoen door ook boven die liederen ‘Als't begint’ te zetten, een klein kunstje en zoals we elders zagen voor het lied een onderscheiding. ‘Wie boven al zijn God bemind’ wordt nog als wijsaanduiding aangehaald in het doopsgezinde liedboek Stapel 1681, p. 5, een aanwijzing dat het inderdaad niet onbekend is gebleven. | |
[pagina 243]
| |
Twee andere liederen van Bredero kunnen op dezelfde melodie gezongen worden, t.w. ‘De reden door de Tijd bevijnd’ en ‘Ay Gulde Maan hout op u jacht’. Ik had deze liederen graag een betere melodie gegund en breng ze slechts om praktische redenen met deze in verband. Ze dragen beide de wijsaanduiding: ‘Ghy lodderlijcke Nimphen soet’, dat is de Rey van Jofferen uit Hoofts Granida (ed. Leendertz-Stoett, II p. 163): Ghij lodderlijcke Nymphen soet
Die nauwelijx een rosenhoedt
Om gouwe croon soudt geven,
Hoe wel lust u uw leven!
Het lied werd afzonderlijk gedrukt in Emblemata 1611, p. 91, en Harten Jacht 1627, p. 11. Er is geen melodie bewaard gebleven; als wijsaanduiding wordt het lied met een zekere regelmaat tot in de 18de eeuw geciteerd, o.a. in Bloem-hof 1610, p. 76; Apollo 1615, p. 55, en Pers (c. 1630), p. 56. |
|