Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |
I: 548Melodie naar Dathenus 1614, f. A3r.
Bij Bredero ook voor: Reden om met recht te claghen (I: 155).
| |
[pagina 227]
| |
Er is geen twijfel mogelijk dat Bredero hier de Franse melodie bedoelt en niet die van het vijfde Souterlied, waarnaar Van Rijnbach, p. 364, verwijst. Een vrij ongewone keuze: de psalm behoorde zeker niet tot de meest bekende en geliefde. De oudste versie, Genève 1542, door een onbekende componist en op tekst van Marot, werd tevens de definitieve. Met een Nederlandse tekst vinden we de melodie voor het eerst bij Utenhove, Hondert psalmen, 1561 (vgl. Lenselink, p. 368 en 400), sinds Datheen, 1566, heeft ze een vaste plaats in het Nederlandse psalmboek. Buiten het kerkboek wordt ze slechts zelden aangetroffen, de muziek in Boëthius 1585, p. 18, als wijsaanduiding o.a. in het pamflet Knuttel 2976a (1619) en bij Van Gherwen 1624, f. 53v. Een minneklacht zoals Bredero die schrijft in ‘Reden om met recht te claghen’ is bij deze melodie wel uniek te noemen. Andere psalmmelodieën bij Bredero zijn de nrs. 27, 35, 55 en 61.
Lit.: Pidoux, I nr. 5; Zahn, I nr. 1796. |
|