Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 223]
| |
I: 546Stemme: Maximilianus de Bossu, &c. Melodie naar Valerius 1626, p. 58.
| |
[pagina 224]
| |
‘Te deser tijdt [nl. na de slag op de Zuiderzee, 11 oktober 1573] werd een liedeken gezongen, behelsende de klachte vanden gevangen Grave van Bossu, ende alsoo het alsdoe seer vermaert was, hebbe 'tselve hier mede willen in voegen, luydende als volgt’. Aldus Valerius ter inleiding van het hier in facsimile weergegeven lied. Het (door mij) gecursiveerde zal wel op waarheid berusten, want hoewel de oudstbekende tekst van ‘Maximilianus de Bossu’ pas van 1601 dateert (Kuiper-Leendertz, I nr. 72), komt het lied al in 1576 als wijsaanduiding voor - het beste bewijs van bekendheid. De melodie dateert van lang voor de Reformatie en bleef daarna bij de oude en de nieuwe leer beide even geliefd. Het valt weer op dat Bredero de enige ‘echte’ dichter van zijn tijd is die het lied gebruikt. Niet onmogelijk heeft de godsdienstig-politieke lading van veel Noordnederlandse contrafacten de melodie voor de Kunst onaanvaardbaar gemaakt. In haar oudstbekende vorm behoort de melodie bij het Duitse paaslied ‘Disse oisterliche dage’, als trope ingevoegd in de Maria-antifoon ‘Regina coeli laetare’ in een liturgisch handschrift van omstreeks 1400Ga naar voetnoot1. Door haar eenvoudige en veel voorkomende Stollen-vorm vond de melodie algemeen toepassing. Liederen als Luthers ‘Ach Gott vom Himmel’, ‘Nun freut euch lieben Christen g'mein’ en ‘Aus tiefer Not’ hebben dezelfde vorm en zijn ook wel op de melodie gezongen. Het aantal Duitse contrafacten loopt in de tientallenGa naar voetnoot2. Het beroemdste lutherse lied op de melodie en onverbrekelijk ermee verbonden is Paul Speratus' ‘Es ist das Heil uns kommen her’, voor het eerst gedrukt in het zgn. Achtliederbuch van 1523/24Ga naar voetnoot3, met een ongelooflijk meeslepende en militante marsmelodie, haast gevaarlijk voor wie er gevoelig voor is. Vermoedelijk in 1551 komt de melodie voor het eerst in een Nederlands gezangboek voor, bij Jan Utenhoves berijming van de weinig irenische tweede psalmGa naar voetnoot4, waarnaar Fruytiers 1565, p. 137, een al even fel contrafact schreef (met mel.). Bij de lutheranen heeft de melodie zich sinds Hantboecxken 1565, II f. 51r, gehandhaafd. Aan katholieke zijde bleef zij eveneens in gebruik, in Duitsland o.a. met de tekst ‘Freu dich du werde Christenheit’. De | |
[pagina 225]
| |
Zuidnederlandse contrafacten zullen wel in deze katholieke traditie thuis horen. Het lied op de nederlaag van Bossu werd dus spoedig populair, waarschijnlijk zelfs meer dan uit de weinige bewijsplaatsen blijkt. Drie jaar na zijn ontstaan werd het lied als wijs meegegeven aan een lied op het beleg van Zierikzee, 1576 (Kuiper-Leendertz, I nr. 113), later fungeert het als zodanig voor de liederen in Kuiper-Leendertz, II nr. 160 (1607) en andere, en in de pamfletten Knuttel 1001 (c. 1602), 1274 (1604?), 1610a (1609), 2753vv (1618) en andere; de liedboeken Van Gherwen 1612, p. 231; Schalmye 1614, p. 313. De Zuidnederlandse contrafacten zijn heel anders van toon, toch bedienen ook zij zich soms van het lied van Bossu, b.v. Nic. Janssens 1605, p. 115, tenzij het hier zou gaan om een roomse tegenversie. In Prieel 1609, p. 99, vinden we de melodie, sterk gewijzigd, bij het lied ‘Christe warachtich Pellicaen’ (Op de wijse alsoot beghint). Bij Valerius is weinig heel gebleven van Speratus' versie van 1523/24, het is een tamelijk gladgestreken melodie geworden. De fis in maat 2 kòn ik eenvoudig niet handhaven, hoe pertinent hij er ook staat. Het slot is beslist anders dan de overlevering vrij eenstemmig wil:
Waarschijnlijk hebben we hier te maken met een contaminatie met psalm 68 (zie hierna nr. 55).
Lit.: Zahn 4430; Bäumker, I nr. 267; Van Duyse, II nr. 449 (Maximilianus de Bossu), III nr. 597 (Christe warachtich Pellicaen). |
|