Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 204]
[p. 204]

50 Geestigh Liedt

I: 524

Stem: Ick schou de Wereld an.



illustratie
Melodie naar Dathenus 1614, f. O3v.
Bij Bredero, met andere wijsaanduidingen, ook voor:
a Die God in zijn gemoed (I: 527);
b Vintmen by oudt of jongh (I: 550).


 



illustratie

[pagina 205]
[p. 205]

Het is heel aannemelijk dat Bredero met zijn drie verschillende wijsaanduidingen één en dezelfde melodie bedoelt. Men kan slechts raden waarom hij dat zo doet. Het is b.v. onwaarschijnlijk dat hij niet zou hebben geweten dat het om één melodie ging. Ook is er geen inhoudelijke overeenkomst tussen Bredero's liederen en de aangehaalde aantoonbaar en evenmin kan men zeggen dat die van Bredero vanuit zó uiteenlopende concepties gemaakt zijn dat dàt het verschil in wijzen zou rechtvaardigen. En tenslotte wordt het verschijnsel ook al niet verklaard door aan te nemen dat de drie liederen met grote tussenpozen zouden zijn ontstaan. Daarvoor waren de aangehaalde liederen in deze tijd te algemeen bekend. Ik vermoed eigenlijk dat Bredero desgevraagd heel goed zou hebben geweten dat het om één melodie ging, maar zich dat overigens in het geheel niet bewust wasGa naar voetnoot1. Maar wie behalve de latere historicus had hem die vraag moeten stellen en welk praktisch nut zou deze wetenschap voor hem hebben gehad? De drie bedoelde liederen waren immers alle compleet? Ik stel me dan ook voor dat Bredero als model eenvoudig het lied koos dat hem op een bepaald moment het meest aansprak en bezig hield, resp. hem toevallig door het hoofd speelde. De keuze van Hoofts ‘Ick schouw de werelt aen’ is waarschijnlijk aan het eerste te danken, misschien ook bedoeld als eerbetoon aan een groot collega. Dit aangrijpende lied van Aegle uit Hoofts Spel van Theseus ende Ariadne (gedrukt 1614) was in kortere tijd heel beroemd geworden. Dat is o.a. hieruit af te leiden dat het lied oorspronkelijk, in Nieuwen Lusthof (c. 1604), II p. 20, de wijsaanduiding kreeg: ‘Het was een Ionger helt. Ofte Mijn siel maeckt groot den Heer’, terwijl het zeven jaar later, in Emblemata 1611, p. 84, gedrukt werd met: ‘Soo 't begint’. Het lied was m.a.w. zo ingeburgerd dat het zijn ‘eigen’ melodie kon voeren. Het lied werd nogmaals herdrukt in Harten Jacht 1627, p. 26, en als wijsaanduiding genoemd in Ned. Helicon 1610, p. 299, Krul 1627, p. 244, en een aantal latere bronnen. De eerste strofe luidt in de druk van 1614 van het Spel (naar Leendertz-Stoett, II p. 126):

 
Ick schouw de werelt aen,
 
En nae gewoonte gaen
 
Sie jck vast alle dingen,
[pagina 206]
[p. 206]
 
Sij sijn dan groot of cleen;
 
Maer jck helas! alleen
 
Blijf vol veranderingen.

Zoals gezegd luidde de oorspronkelijke wijsaanduiding bij Hoofts lied: ‘Het was een Ionger helt. Ofte Mijn siel ...’, dezelfde wijzen als Bredero gebruikte voor de twee andere liederen. Het is niet absoluut zeker, hoewel zeer waarschijnlijk, dat hier sprake is van één melodie - dat moet dan uiteraard nog steeds de hier gedrukte zijn. De oudste tekst van ‘Het was een jonger helt’ ging helaas verloren met het hele katern E van het Aemst. Amoreus Lb. 1589, waarin het volgens het register op p. 69 stond. We kennen dus niet de daar aangegeven wijs, maar mogen aannemen dat dat wel ‘Mijn siel ...’ (of, wat hetzelfde is: de lofzang van Maria) geweest zal zijn. Een Duitse vertaling van het lied, in een liedboek dat nogal wat met onze oudste bron en zijn omgeving gemeen heeft, Paulus von der Aelsts Blumm und Aussbund 1602 (ed. 1912), nr. 189, geeft nl. als ‘Thon: Mein Seel macht gross etc.’ Zo ook in latere Nederlandse drukken, o.a. in Dubbelt verbetert Amst. lb. (z.j.), p. 32 (verloren, geciteerd naar afschrift):

Een oudt Liedeken,
Op de wijse: Mijn ziel maeckt groot den Heer.
 
Het was een jonger Helt,
 
Sijn hert was hem gestelt,
 
Na een Jonck-vrouken schoone:
 
God groet u Jonck-vrou fijn,
 
Ghy staet in 't hert van mijn:
 
In 't hert spant ghy de Kroone. (11 str.)

Ook dit lied heeft een vrij grote bekendheid gehad, getuige de wijsaanduidingen in o.a. Schadt-kiste 1621, p. 298 (= 300); Amst. Pegasus 1627, p. 7; Pers (c. 1630), p. 40; Gheest. Lust-hoofken 1632, p. 126, en latere bronnen. De tekst werd nog herdrukt in Gekroonde Utr. Vreede 1718, p. 29, een tweede Duitse versie, met een andere melodie, noemt J. BolteGa naar voetnoot1.

Tenslotte dan Maria's lofzang zelf. Het opnemen van deze en andere lofzangen achter het psalmboek gaat tenminste terug tot Souterliedekens 1540. Met deze melodie komt het lied voor het eerst voor bij Datheen (1566). Het heeft zich tot de

[pagina 207]
[p. 207]

dag van vandaag gehandhaafd. De herkomst van de melodie is onbekend, de oudste versie is die van Straatsburg 1539Ga naar voetnoot1. Het spreekt haast vanzelf dat het lied vaak als wijsaanduiding gebruikt werd, ik noem slechts Versch. Bruyloft Dichten 1611, f. E1r, en Clock 1625, I nr. 19.

 

Lit.: Van Duyse, I nr. 26.Ga naar voetnoot2

voetnoot1
Voorzover ik dat bij mezelf kan nagaan, is het zich te binnen brengen van melodieën bij sommigen zo sterk aan een tekst gebonden, dat zij zich niet realiseren, slechts één melodie te kennen bij verschillende teksten. Dat geldt uiteraard voor veel kinderliederen die van dezelfde melodieën of melodiepatronen gebruik maken, zonder dat kinderen daar weet van hebben. Maar ik herinner me mijn eigen verbazing toen ik, na jaren van psalmversjes leren op school, ontdekte dat b.v. de psalmen 17 en 63 bij dezelfde melodie hoorden, terwijl ik beide teksten toch goed kende en, naar ik meende, ‘beide melodieën’ ook. Zie nog hiervóór de inleiding, p. 25v, waar gesproken wordt over niet of door anderen ingevulde wijsaanduidingen.
voetnoot1
Johannes Bolte, Das Liederbuch des Petrus Fabricius. - Jb. des Vereins f. niederdt. Sprachforschung 13 (1887) p. 55-68.
voetnoot1
Avlcvns pseaulmes et cantiques mys en chant, Strassburg 1539; facsimile in Hasper, p. 456-471; 458.
voetnoot2
Van Duyse drukt twee melodieën af, de onze en die van het Franse lied ‘Adieu nimphe du bois’, maar hij doet geen poging, een ev. relatie tussen de twee te verklaren. Ik geloof dat er onvoldoende aanwijzingen zijn, deze melodie ook op onze liederen te betrekken.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken