Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 180]
| |
I: 436Op de Wijse: Het was een Rijck Burgers kint. Melodie naar Valerius 1626, p. 154.
| |
[pagina 181]
| |
Een lied dat al in 1587 (?) bekend moet zijn geweest en waarvan de melodie nog bijna drie eeuwen later, gewijzigd maar goed herkenbaar, in de mondelinge overlevering bleek voort te bestaan, is geen alledaagse verschijning. De verspreiding is gelijk verdeeld over Noord- en Zuid-Nederland, de bronnen zijn talrijk en uiteenlopend van aard, zodat daarin geen enkele aanwijzing te vinden is, in welke regio of bevolkingsgroep het lied ontstaan of bewaard gebleven is. De tekst, een ballade-achtig gegeven van burgerlijk karakter, is enkele malen gedrukt, voor het eerst in Haerl. Oudt Lb. (c. 1650), p. 58: Van 't Rijck-Borghers Kindt;
Stem: O Schallickwijck machtigh, &c. Het was een fraey rijck borgers kint,
Woonachtigh binnen Leyde,
Een Vlaems Meysken had hy besint
Alsoo hy selver seyde;
Hy vrijde haer uytwendigh,
Maer sy was seer behendigh:
Al wat hy docht// moest zijn ontknocht,
Dees Maeght wel anders docht.
De volledige tekst naar de uitgave 1716, p. 45, geeft Van Duyse, II p. 1046. In een in 1587 geapprobeerd liedboek wordt het lied voor het eerst genoemd: het is dan al bekend genoeg om als wijsaanduiding voor een ander lied te kunnen fungerenGa naar voetnoot1. Ten tijde van Bredero en kort daarna wordt het lied geregeld aangehaald, o.a. in Van Gherwen 1612, p. 174; Schalmye 1614, p. 443; Verhalz 1614, p. 20 (= 14), 24, 68 en 95; Clock 1625, I nrs. 380, 386 en 392; Gheest. Bloem-hofken 1627, p. 700; Stalpert 1635, p. 334. Met dezelfde regelmaat zet de reeks zich voort tot het begin van de 18de eeuw. De hier naar Valerius afgedrukte melodie is de oudste van slechts twee 17de-eeuwse versies, de tweede is van 1683; er zijn ook enkele andere melodieën in omloop geweest. Bij déze melodie denk ik intuïtief aan Engelse afkomst, misschien ook vanwege de overeenkomst met de ‘Cobbler's jigg’ (nr. 17). Vast niet toevallig is Bredero's lied thematisch sterk verwant met het oorspronkelijke: | |
[pagina 182]
| |
eenzijdige en uitzichtloze liefde. In str. 6 zou men zelfs ook een meer letterlijke aanlsuiting kunnen zien aan het oudere lied (str. 4): De Jongman sprack met woorden saen
'k Sal u evenwel trouwen,
Al soud' ick uyt den Lande gaen,
Al soudt my eewigh rouwen.
Lit.: Van Duyse, II nr. 293; III nr. 655. |
|