Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |
I: 380Op de Voyse: Schoon Liefien jent, seer excellent, &c. Melodie naar hs. Thysius (na 1590), f. 338r (ed. Land, nr. 52).
Bij Bredere ook voor: Lief weest ghegroet (I: 311). | |
[pagina 169]
| |
[pagina 170]
| |
Aan de hier afgedrukte luitbewerking waaruit de begeleidingsakkoorden en in m. 27 een imiterende tegenstem zijn weggelaten, is met de beste wil van de wereld geen acceptabele vorm te geven, hoewel ze zeker de door Bredero bedoelde melodie betreft. Om niet in speculaties te vervallen heb ik gemeend er beter aan te doen, ze onveranderd en zonder tekst weer te geven. Coers, p. 97, heeft het aangedurfd, de melodie te combineren met Bredero's ‘Lief weest ghegroet’. Hij deed dat aan de hand van Lands gedecoloreerde, eenstemmige redactie van het hs. Thysius en het resultaat was een bizar monument van huisvlijt. Toch had hij het misschien in één opzicht bij het rechte eind en wel door de notenwaarden te halveren: i.p.v. het meer voor de hand liggende: Zo kàn althans een zekere harmonie tussen de muzikale rustpunten en de eindrijmen worden verkregen, nl. in de maten 7, 13, 22 en 24 (?). Maar voor het overige heb ik Coers' noch mijn eigen fantasie durven volgen. De tekst van het aangehaalde lied is wel herkenbaar bewaard gebleven, voor het eerst in Aemst. Amoreus Lb. 1589, p. 141, waar str. 1 luidt: Een nieu Liedeken:
Op die wijse: Het passeerde een aerdich Medecijn op eenen auont stont. Schoon liefken ient// Seer excelent
Ic moet v clagen// Dat ic absent
Van v dus blijft ghewent,
Dus lijdt mijn Hart torment
Van daghe tot daghen.
Dezelfde tekst komt voor in Nieu Amst. Lb. 1591, p. 106 (Alst begint) en Nieu groot Amst. Lb. 1605, p. 141 (id.). In strekking en woordkeus vertoont het lied een merkwaardige overeenkomst met een ander ‘Schoon liefken ient (Int hert geprent gepresen)’, o.a. bewaard in Aemst. Amoreus Lb. 1589, p. 144, en hs. Verhee 1609, p. 181, maar dit is van vorm totaal verschillend van het hier bedoelde. Erg geliefd zal ons lied wel niet geweest zijn, want we vinden het slechts sporadisch terug als wijsaanduiding: Nieu Amst. Lb. 1591, p. 135; Nieuwen Lust-hof 1602, I p. 4; Nieu | |
[pagina 171]
| |
groot Amst. Lb. 1605, p. 176; Cupido's Lusthof (1613), p. 30; Rijnschen Helicon 1617, f. C1r; Triumph-hofjen 1633, I p. 26, hier voor een lied waarvan de eerste woorden van de voorlaatste regel in hun opvallende herhaling een aanwijzing zouden kunnen bevatten voor de moeilijke ‘tekstplaatsing’ rond m. 25 van onze melodie. Maar dit enkele gegeven heeft daar geen oplossing voor gebrachtGa naar voetnoot1. |
|