Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 130]
| |
I: 301Stem: Van d'Engelsche Fortuyn. Melodie naar Valerius 1626, p. 132.
Bij Bredero ook voor: a Hou, Herder slecht // waar treckt de loop dus heen (I: 474); b Garbrande, wilt ghy leven recht gerust (I: 521).
| |
[pagina 131]
| |
Blijkbaar ter onderscheiding van die andere ‘Fortuyn’ (‘Fortune hélas pourquoy’, hiervóor nr. 25) werd deze melodie de ‘Engelsche Fortuyn’ genoemd, niet geheel overbodig want de twee deden in populariteit niet voor elkaar onder. De melodie moet wel heel sterk tot de verbeelding hebben gesproken, met name in Engeland waar zij bij voorkeur gebruikt werd bij zgn. lamentations: liederen op rampen, leerzame sterfgevallen, misdrijven en terechtstellingen. Aan deze laatste functie ontleende ze haar bijnaam: ‘the hanging tune’. Dat kan niet alleen zijn veroorzaakt door de oorspronkelijke Engelse tekst, al is de aanhef onheilspellend genoeg: ‘Fortune my foe, why dost thou frown on me’. Ook de melodie moet een bijzonder suggestieve werking hebben gehad waaraan zelfs Nederlandse dichters, onbekend met de Engelse tekst, zich niet hebben kunnen onttrekken, getuige o.a. Valerius' ‘Stort tranen uyt’ op de dood van Willem van Oranje, Camphuysens ‘Nu treurt myn Ziel’, klachten aan onbereikbare geliefden zoals dit lied van Bredero en vele anderen, en tal van heftige minneliederen zoals Hoofts ‘Hoewel 't verstant geensins de Minne vliet’. Ik wijs hier met zoveel nadruk op omdat van slechts weinig melodieën in deze tijd gezegd kan worden dat ze op individuele gronden werden gekozen. Ik deel dan ook niet Swaens mening dat in deze melodie ‘voor den Hollandschen muzikant of dichter in den regel niets droevigs (lag)’Ga naar voetnoot1, wel beseffend dat droefheid in litteris in deze tijd nog niet die persoonlijke gemoedsaandoening is die het later zou worden. De oorsprong van de melodie is onbekend. Dat ze zoals Reese, p. 843, veronderstelt, zou kunnen zijn afgeleid van Busnois' ‘Fortuna desperata’, durf ik niet onderschrijven. In de jiggs van de reizende Engelse toneelgezelschappen komt de melodie bij mijn weten niet voor, daarentegen wel in het ‘betere’ toneelstuk, bij Jonson, Fletcher, Beaumont e.a. Van de componisten die de melodie voor luit of klavier hebben bewerkt, noem ik slechts de beroemdste namen: Dowland, Tomkins, Byrd, Sweelinck en Scheidt. De oudste gedrukte versie is een luitbewerking van 1596. De Engelse tekst is bewaard gebleven in legio plano-drukken (broadsides) vanaf het einde van de 17de eeuw, maar is zeker ouder dan 1589. In dat jaar wordt ‘Fortune my foe’ genoemd als wijsaanduiding voor een te drukken lied op ‘the life and deathe of Dr. Ffaustus the great Cunngerer’. Zodoende wordt de melodie ook aangeduid als ‘the tune of Doctor Faustus’. In het Nederlands is ‘Fortune my foe’ voorzover ik weet niet vertaald. Het hs. Buytevest (c. 1600), dat van veel liederen de oudste vermelding geeft, is ook nu weer een van de vroegste (f. 132r): ‘Van de engelsche voertuin’, voor ‘Lief int seekreeten,, mijn jonck hert krenken doet’, dat later ook zelf als wijsaanduiding | |
[pagina 132]
| |
gaat optreden. Ongeveer terzelfder tijd wordt de melodie aangehaald in hs. Ariaenken de Gyselaer (c. 1600), f. 2r, 3r en 11r, o.a. als ‘Engelsche Lamentatie’. De oudste melodieën geven Druyven-tros 1602, p. 38 (ook voor p. 39 en 41-43) even-eens als ‘Engelsche Lamentatie’, en Tsamenkomste 1603, f. T1v, zonder aanduiding. Van nu af is de melodie tientallen jaren niet meer van de lucht, maar haar grootste bekendheid valt toch wel in het eerste kwart van de 17de eeuw. Als ‘Engelsche Fortuyn’, ‘Fortune angloise’, of aangehaald met bekend geworden contrafacten: ‘Liefd' int secreet’, ‘Al wat men hier in dese werelt siet’ e.a., vinden we het lied vermeld in: Nieuwen Lust-hof 1602, I p. 16, 25 en 43; Nieu Amoureus Lb. 1605, 117 (= 125), 133 (= 141) en 147; Bloem-hof 1608, p. 21 (voor Hoofts ‘Hoewel 't verstant’; vgl. Leendertz-Stoett, I p. 23, en Geraedts-Kazemier, nr. 2, met muz.) en 71 (= 80); hs. Verhee 1609, p. 173, 225 en 227; Bloem-hof 1610, p. 67; Ned. Helicon 1610, p. 282; Emblemata 1611, p. 137 (voor Hoofts ‘Vrouw die my brandt’; vgl. Leendertz-Stoett, I p. 152); Van Gherwen 1612, p. 201; Wellens 1612, p. 43, 62, 75, 76, 100, 117 en 121; Cupido's Lusthof (1613), p. 28, 42, 60, 66, 80 (= 79) en 145 (= 144); Verhalz 1614, p. 29, 34 en 90; Nieuwen Jeucht Spieghel (c. 1620), p. 39, 61, 190 en 210; Venus Minne-gifjens (1622), f. 42r; Camphuysen 1624, p. 93 (met andere mel.); Lust-prieelken 1624, I p. 44, II p. 53; Clock 1625, II nr. 4, 5 en 7; Fortuyn 1626, p. 53 (ged. 1608); Amst. Pegasus 1627, p. 15 en 61; Krul 1627, p. 241; Stalpert 1628 (ed. 1968), p. 136 (met mel.); Pers (c. 1630), p. 61 en 62; Gheest. Lust-hoofken 1632, p. 171; Stalpert 1635, p. 201 (met mel.) en latere bronnen. De bekendste luit- en klavierbewerkingen zijn: hs. Thysius (na 1590), f. 387r (ed. Land, nr. 68); Fitzwilliam Virginal Book (begin 17de e.; ed. 1899), I p. 254 (Byrd); Florida 1601, f. 106v; Vallet 1616 (ed. 1970), p. 214; Sweelinck (ed. 1968) nr. 2. Van Bredero's twee andere liederen onder dezelfde wijsaanduiding heeft ‘Garbrande, wilt ghy leven recht gerust’ het tot een zekere bekendheid gebracht, groot genoeg althans om als wijsaanduiding op te treden in Gheest. Bloem-hofken 1627, p. 139, 320 en 744, en in Zoeteboom (1668), p. 159. Het eerste boekje is zeker doopsgezind, het tweede lijkt het ook te zijn.
Lit.: Simpson, p. 225-231. |
|