Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 125]
| |
I: 270Melodie naar Valerius 1626, p. 33.
Bij Bredero ook voor: a K'en kan u niet bedwinghen (I: 493); bruikbaar voor: b Wie sou hem niet verblyen (I: 358); c Schoon Eerbaer Maeght, gepresen (I: 289).
| |
[pagina 126]
| |
Het is helemaal niet gezegd dat de hier afgedrukte melodie de bedoelde is, want het gaat om tenminste twee, misschien zelfs om drie melodieën, die voor ‘Schoon eerbaer maeght’ niet meegerekend, terwijl ons slechts één volledige melodie ter beschikking staat. Opnieuw verwijst Bredero hier naar één van zijn eigen liederen (vgl. hiervóór p. 27). Het aangehaalde ‘Ick kan nu (K' en kan u) niet bedwinghen’ heeft op zijn beurt de wijsaanduiding: ‘Het vryde een Wals Walinneken ...’ Van dit lied weten we niet meer dan dat het als wijsaanduiding voorkomt in Bloem-hof 1610, p. 86, Venus Minne-gifjens (1622), f. 48r, en bij Valerius 1626, met de enige bekende, hier afgedrukte melodie. Dan is er een derde lied, ‘Wie sou hem niet verblyen’, waarvan de strofen afwisselend met die van ‘K' en kan u niet bedwingen’ moeten worden gezongen, en dat als wijsaanduiding heeft: ‘Van de Furiliere’. Met deze naam moet hetzelfde worden bedoeld als Valerius' ‘Engelsche Foulle’ (folly = furie)Ga naar voetnoot1, maar de melodie ‘La Foule [d']Engleterre’ in hs. Thysius (na 1590), f. 396r (ed. Land, nr. 442), kan hier niet van toepassing zijn, evenmin als de ‘Engelsche foly’ in Boerenlieties (c. 1700), VI p. 24 nr. 471. Wèl van toepassing is een melodie-incipit in Gheest. Paradiisken 1619, IV p. 8, voor een lied van onze vorm, ‘op de vvijse De Enghelsche Foille’:
Maar meer dan dit fragment heb ik niet kunnen vinden. De melodie ‘Van d'Enghelsche fouelle’ in Requiem 1631, p. 108, heeft een afwijkende vorm en is bovendien voor dat liedboek nieuw gecomponeerd. De hier gegeven melodie is inderdaad in Engeland bekend geweest, zij het even oppervlakkig als in Nederland: onder de nog niet opgehelderde naam ‘Muscadin’, aldus twee klavierbewerkingen in Fitzwilliam Virginal Book (begin 17e e.; ed. 1899), I p. 74 (anon.) en II p. 481 (Giles Farnaby), en als ‘The cherping of the lark’, b.v. in Playford 1651 (ed. 1957), p. 24. De melodie ‘Lavagotte’, door Bredero voorgeschreven bij ‘Schoon eerbaer maeght’, is niet in een passende vorm beschikbaar. Het moet een vrij bekende melodie geweest zijn, ze wordt althans in Bredero's dagen druk gebruikt, o.a. in Nieuwen Lust-hof 1602, I p. 11; Nieu Amoureus Lb. 1605, p. 122 (= 130); Cupido's Lusthof (1613), p. 95 (= 94) en 129 (= 128). Bredero noemt haar, samen met melodie nr. 20 en een groot aantal andere wijzen, in Lucelle (ed. Zaalberg, vs. 1245). Het | |
[pagina 127]
| |
kan zijn dat de melodie door contaminatie van ‘fagote’ en ‘gavotte’ onvindbaar is geworden. Onder die namen geeft het hs. Thysius (na 1590), f. 368rv en 369r (ed. Land, nrs. 441, 443-4), een drietal luitbewerkingen die overigens geen van alle in aanmerking komen. Ook de melodie ‘vanden Fagot’ in Fruytiers 1565, p. 117, is niet de gezochte. Er is echter geen enkel beletsel, Bredero's lied op de hier gegeven melodie te zingen: de liederen zijn tot in detail identiek van vorm.
Lit.: Van Duyse, II nr. 439. |
|