Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 100]
| |
I: 205Stemme: Pasemede Cicillie. Wilt nu al, groot &c. Melodie naar Stalpert 1631, p. 593-595.
| |
[pagina 101]
| |
De passamezzo (Ital. pass' e mezzo = anderhalve pas?) schijnt oorspronkelijk verwant te zijn met de pavane (vgl. de Engelse benaming quadran pavan), maar onderscheidt zich van deze door het gebruik van aan de volksmuziek ontleende ostinate bas-patronen. Twee typen hebben zich in de kunstmuziek kunnen hand- | |
[pagina 102]
| |
haven: de p. moderno (majeur) en de p. antico (mineur). Beide raken in de loop van de 17de eeuw in onbruik. De bas van een p. antico luidt schematisch (naar Bukofzer, p. 41):
Dat onze melodie ooit geheel of ten dele bij zo'n bas gehoord heeft, is wel waarschijnlijk, want de eerste vier maten zijn niet toevallig op elkaar van toepassing. Overigens ging het meestal niet zozeer om een onveranderlijke bas als wel om een bepaalde opeenvolging van harmonieën. Door de vrijheden die er in dit opzicht voorkwamen, zijn niet alle passamezzi als zodanig herkenbaar. De naam ‘Cicillie’ is duister. Misschien wordt er Cecilia mee bedoeld, aldus b.v. Boerenlieties, t.a.p., maar de melodie heeft in elk geval niets te maken met het bekende ‘Ik zag Cecilia komen’ (Van Duyse, I nr. 172). Dan is er nog een ‘Allemande Cicillie’, door Bredero aangeduid als ‘O lyden en pijn ...’ voor ‘Al waert dat mijn, de Godt Jupijn’. De melodie is onbekend; als ze al met deze passamezzo verwant is geweest, dan heeft ze toch een geheel andere vorm gehad, zoals de bijbehorende teksten laten zien. Het lied waar Bredero in tweede instantie naar verwijst, is een meilied, bewaard gebleven in Nieu Amst. Lb. 1591, p. 19:
Op de wyse Passemegie Sicilie
Wilt nu al// groot en smal
De Mey helpen stichten,
Want Auroraes lichten
Zijn nu aent Firmament
5[regelnummer]
Van ons heel vroech bekent
Comt int dal// met geschal
Aenschout Phoebus schichten
Vulcanus moet swichten,
Die was ons assistent, in den winter absent
10[regelnummer]
Wech Mars dienaren, die noch beswaren
Ons vreucht alsoo men siet,
Neptunis baren// Boreas scharen
Maken qua stroomen niet
Want haer cracht// is versacht
15[regelnummer]
Diet Saturnus bouwen,
Die haer cracht, niet en acht
| |
[pagina 103]
| |
Doet Ceres ontfouwen,
Deur smeys bedouwen, meucht ghy aenschouwen.
Dezelfde tekst en wijsaanduiding in Nieuwen Jeucht Spieghel (c. 1620), p. 44. Als wijsaanduiding komen ‘Wilt nu al ...’ en/of ‘Passamezzo Cicilie’ voor in Nieu Amst. Lb. 1591, p. 129 en 131; Nieuwen Lust-hof 1602, I p. 53; Nieu groot Amst. Lb. 1605, p. 153 en 170; Wellens 1612, p. 63, en Fortuyn 1626, p. 418. In een bewerking voor luit, met een vrije maar herkenbare bas, komt de melodie nog voor in het hs. Thysius (na 1590), f. 138r (ed. Land, nr. 344). Het valt op dat Bredero in vs. 17 (In speci te roeren) afwijkt van het model (vs. 16) dat het binnenrijm voortzet, wat ook de meeste andere contrafacten doen. Aangezien het juist de melodie is die het binnenrijm veroorzaakt, is deze in de versie van Stalpert op deze plaats dan ook niet te handhaven, hoewel ze precies even lang is als Bredero's tekst. Weliswaar helpt een veel jongere en tekstloze bron ons aan een redelijk alternatief, maar zekerheid over wat Bredero hier beweegt, is niet te geven. Dat hij een andere, minder gebruikelijke versie van de melodie heeft gekend, is duidelijk, maar als verklaring een open deur. |
|