Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
I: 124Stemme: Belle qui m'ave blesse d'un traict, Ce doux &c. Melodie naar Camphuysen 1624, p. 166.
| |
[pagina 77]
| |
De melodie van het hier aangehaalde Franse air de cour is in ettelijke versies bewaard gebleven, het meest echter in de vorm van deze courante die de naam draagt ‘La Durette’Ga naar voetnoot1 en wel een latere afleiding van de oorspronkelijke liedmelodie zal zijn - het omgekeerde ligt thans niet méér voor de hand. Voor het eerst verschijnt het lied, voor zangstem en luit, in Bataille 1609, f. 69v: Een jaar later worden tekst en muziek met grote stelligheid toegeschreven aan Pierre Guédron (c. 1565-1621)Ga naar voetnoot2, die in 1614 een vierstemmige zetting ervan publiceerdeGa naar voetnoot3. Van beide vormen van de melodie bestaan talrijke bewerkingen, voor luit o.a. bij Ballard 1611 (ed. 1963), p. 11 (Chant) en 49 (Courante), en bij Vallet 1615 (ed. 1970), p. 119 (Ballet) en 175 (La durette)Ga naar voetnoot4; voor ensemble bij Praetorius 1612 (ed. 1929), nr. 37, 103 en 292. Al bij Wellens 1612, p. 93, vinden we een Nederlandse vertaling van het Franse lied, i.c. de strofen 1, 2, 4, 5 en 6: ‘Nymphe, die my wont met eenen schicht seer soet’. De wijsaanduiding is merkwaardigerwijs het Nederlandse ‘Och mocht ick eens sien, Het einde van mijn smert’. Van dit lied is verder niets bekend. In Apollo 1615 worden de twee melodievormen onderscheiden, p. 25 (= 31): | |
[pagina 78]
| |
‘Schoone die mijn hert en ziele heeft ghewont’Ga naar voetnoot1 (Op de stem: Belle qui m'avez blessé; rijmschema aabb) en p. 32: ‘Myn hert laet vryheyt varen’ (Stemme: La Durette; abbacc). Ook Coleveldt 1619, f. D4r, verwijst nog in woord en daad naar de liedmelodie. Maar in Flora 1615, p. 22, bij Hooft (twee liederen gedateerd 1621; vgl. Leendertz-Stoett, I p. 174, en Geraedts-Kazemier, nr. 15, met muz.) en hier bij Bredero is het onderscheid verdwenen: zij verwijzen naar het lied, maar hun strofevorm is die van de courante. Onder de naam ‘(Courante) La Durette’ en ook in die vorm zou de melodie verder bekend worden, o.a. dank zij Nieuwen Jeucht Spieghel (c. 1620), p. 135; Starter 1621, p. 92; Valerius 1626, p. 20 (Ballet La durette; melodie in tweedelige maat), en p. 118 (Courante durette; driedelige maat); Amst. Pegasus 1627, p. 130; Harten Jacht 1627, p. 30; Ysermans 1628, p. 114; Pers (c. 1630), p. 135 (met mel.). Nog later zou ze pas haar grootste bekendheid krijgen. Ook het feit dat Bredero haar slechts één keer voorschrijft, en dan nog onder haar oude naam, wijst erop dat de melodie in zijn tijd nog maar net in zwang raakte. | |
[pagina 79]
| |
|