Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I: 115Stemme: Als ick laest van Hollandt voer, Ick voer &c. Melodie naar Boerenlieties (c. 1700; ed. Roger), II p. 9 nr. 120.
Bij Bredero ook voor: a Ach proper dier waer wildy heen (I: 119); bruikbaar voor: b De Gierige Gerrit, die lebbige dief (I: 78)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is enigszins vreemd gesteld met wat wij van deze melodie en het hier aangehaalde lied weten. Het lied wordt voor het eerst genoemd als wijsaanduiding in Apollo 1615, p. 56, voor ‘Wanneer Neptunus krachtelijck’, een vierregelige strofe zonder herhalingen. Een volledige tekst vond ik bij Schellinger 1678, p. 61, maar het is niet duidelijk of het hier om een oorspronkelijk lied gaat, dan wel om een contrafact-‘als 't begint’. Reyse naer Cadicx.
Stemme: Ick voer laest uyt Hollandt. Ick voer laest uyt Hollant,
Van Amsterdam pleysant,
Nae Cadicx wel bemant,
Met een nieuw Schip bekent,
Seer fraey en excelent,
Van alles klaer wel uyt gehaelt:
So datter niets en faelt. (10 str.)
Dan volgt, begin 18de eeuw, de hier afgedrukte melodie die, behoudens de ontbrekende herhalingen in Apollo 1615, op alle teksten goed past en enkele kenmerken draagt van een Engelse contredansGa naar voetnoot1. Nog later schijnt de melodie pas echt bekend te worden: ze wordt in 18de-eeuwse liedboeken een tiental keren als wijsaanduiding gebruikt, bewijs van populariteit. Is de overlevering van de melodie dus al tamelijk onzeker, moeilijker wordt het als Bredero aan zijn lied ‘De Gierige Gerrit die lebbige dief’, waarvan de vorm tot in details onze melodie volgt, de wijsaanduiding meegeeft: ‘Daer ick gister avond quam, daer scheen de [maen so claer]’. Van dit lied weten we dat het als wijsaanduiding voorkomt in enkele vnl. doopsgezinde liedboeken van de 16de en vroege 17de eeuw, nl. in Nieu Liedenboeck 1562, f. 22v en 308r, voor een strofevorm die vrijwel gelijk is aan die van Bredero; verder in Veelderhande Liedekens 1566, f. 153v (= 135v); Soetken Gerijts 1592, nr. 73, en Clock 1625, I nr. 366, voor liederen die, in strofen van negen regels, kennelijk naar één model gemaakt zijn; tenslotte in Coornhert (1575), f. B2r en B8v, voor zesregelige strofen. De relatie van deze bronnen met een Engelse contradans uit een bron van omstreeks 1700 is wel heel dubieus. Hoewel ik er niet aan twijfel dat Bredero met zijn twee verschillende aanduidingen op dezelfde melodie doelt, vermoed ik dan ook dat dat níet de hier gegeven melodie is. Er is hier waarschijnlijk van een opeenvolgen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de reeks contrafacten een tak afgesplitst en op een andere (modernere, populairdere?) melodie overgegaan. In de regel gebeurt dit met behoud van de vorm, niet zelden ook van de oorspronkelijke wijsaanduiding. Hier is weliswaar ook de vorm gewijzigd, maar de rijmopbouw van de verschillende liederen sluit niet uit dat er sprake kan zijn geweest van een gemeenschappelijke noemer, i.c. de vorm van de melodie(ën), schematisch:
Door eenvoudige manipulaties als herhaling van tekst- en/of melodiedelen kan een contrafact onherkenbaar van zijn model verschillen. Een bijzonder gecompliceerd voorbeeld wordt hierna besproken bij nr. 46. Hoe één en ander hier precies in zijn werk is gegaan, is bij gebreke van de vermoedelijk bedoelde melodie nog onoplosbaar. |