Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 64]
| |
I: 101Stem: Pavane d'Espangie, &c. Melodie naar Theodotus 1621, p. 573-574.
Bij Bredero ook voor: Al mijn begeerlijckheden (I: 112). | |
[pagina 65]
| |
De herkomst van de pavane en in het bijzonder van deze ‘Pavane d'Espagne’ staat niet vast. Meende men oorspronkelijk dat de pavane uit Spanje afkomstig is, recenter vermoedt men dat de naam is afgeleid van Padua. De pavane, een rustige statige dans in twee-, soms driedelige maat, komt in gedrukte vorm voor het eerst voor in de beginjaren van de 16de eeuw en verdwijnt in de loop van de 17de uit het repertoire zonder het ergens, behalve in Engeland, tot buitengewone populariteit te hebben gebracht. De oudste bron van onze melodie is een klavierbewerking van de Spaanse componist Antonio de Cabezón (1510-1566): Discante sobre la Pavana ItalianaGa naar voetnoot1. De oudste Italiaanse bron is evenwel pas van 1581 en het is, meent Curtis, p. XXXVIII, niet aan te nemen dat alleen Cabezóns bewerking verantwoordelijk zou zijn voor de latere toevoeging ‘d'Espagne’. Chappell, p. 241, vermoedt met een Engelse melodie te doen te hebben, ‘although not a characteristic air’. Toevallig bezocht Cabezón inderdaad Engeland als hofmusicus van Filips II tijdens diens huwelijks- | |
[pagina 66]
| |
reis in 1554-55. Maar of hij de ‘Spanish pavan’ daar leerde kennen dan wel zelf de melodie in Engeland introduceerde, of geen van beide, is niet vast te stellen. Arbeau 1588 (ed. 1888), f. 33r, bericht dat de ‘Pavane d'Espagne’ sinds kort ook in Frankrijk voorkomt; de melodie die hij ervan geeft (f. 96v) is echter niet de onze, maar een àndere ‘Pavana Italiana’ bij CabezónGa naar voetnoot2, wat de onzekerheid al niet minder maakt. Dat onze melodie in heel West-Europa verbreid is geweest, bewijzen de vele bewerkingen voor luit, klavier en instrumentaal ensemble, o.a. van Bull, Vallet, Praetorius, Sweelinck en Scheidt. De verbreiding van de melodie in ons land verloopt conform de sociale status die de pavane q.q. bezat: ze wordt spaarzaam en vooral in het betere liedboek voorgeschreven, o.a. in het hs. Ariaenken de Gyselaer (c. 1600), f. 21r; Wellens 1612, p. 59; Gheest. Paradiisken 1619, III p. 20 (met mel.-incipit); Nieuwen Jeucht Spieghel (c. 1620), p. 21; Schadt-kiste 1621, p. 297; Lust-prieelken 1624, I p. 60, II p. 21; Valerius 1626, p. 258 (met mel.); Stalpert 1631, p. 182 (met mel.); als luitbewerking tenslotte in hs. Thysius (na 1590), f. 140r (ed. Land nr. 334). Later loopt de frequentie waarmee de melodie wordt genoemd snel terug. De overlevering van de melodie is verre van uniform en dat is aan de contrafacten niet ongemerkt voorbijgegaan. Ik vergeleek achttien varianten, instrumentale zettingen inbegrepen. In zeven ervanGa naar voetnoot3 luiden maat 7-10 schematisch:
De melodie is hierdoor twee- (vier-)delig; waar sprake is van een tekst, heeft die dan ook zonder uitzondering een twee- (vier-) delige strofevorm: aabb ccdd of aabb bbcc. Dan zijn er twee melodieën, de hier afgedrukte uit Theodotus en een bijna identieke uit Stalpert, met een driedelige vorm: zes maten aan begin en slot, vier maten tussenzin; de strofevorm is aba bb ccc. Vervolgens acht melodieën, grotendeels uit buitenlandse bronnenGa naar voetnoot4, die het midden houden tussen de vorige twee vormen, vereenvoudigd:
| |
[pagina 67]
| |
De enige tekst in deze groep, een contrafact bij Chappell, heeft de strofevorm aaa bb bbc. Op zichzelf staat tenslotte de melodie in Sweelincks variaties (Sweelinck (ed. 1968), nr. 9). De liedteksten bij de verschillende melodievormen zijn niet zonder meer verwisselbaar: men kan b.v. wel Bredero's teksten op Valerius' melodie zingen, maar niet omgekeerd Valerius' tekst op de hier afgedrukte melodie. Ik ben geneigd Bredero tot de tweede groep te rekenen, al valt de cesuur van de strofen vaker na vs. 4, dus in het midden, dan na vs. 5. Hoe dan ook, zijn liederen zijn met deze melodie in goed gezelschap.
Lit.: Chappell, p. 240-241; Van Duyse I nr. 164; Dolmetsch, p. 90-108 (met dansbeschrijving); Simpson, p. 678-681. |
|