CC Aendachtigh Gebedt
I: 629
Gebed om Gods genade bij het naderen van de dood.
Beginregel: O Levendige God! eeuwigh, goed, en almachtigh,
Vindplaatsen: Tragische Historien VI, 1614 (alleen bekend in drukken van 1646 en 1650); Groot Lied-boeck 1622 III: 63; Lied-boeck 1644: (57); Liedt-boeck 1677: 61-62; Kalff 1890: 569-570; Knuttel 1929: 317; Van Rijnbach 1944: 342-343.
Omvang: 22 verzen.
Versvorm: alexandrijnen met regelmatige cesuur.
Rijmschema: a a b b c c enz.
Varianten |
|
|
Groot Lied-Boeck 1622 |
Trag. Historien |
Liedt-boeck 1644 |
5 van Hemelsche |
van u goede |
van Hemelsche |
8 my myne sond |
mijn sonden mijn |
my myne sond |
9 Neemt my (die hier op aerd'als vremdeling most swerven |
Maect dat dit lang verdriet en smarte van ons beyden |
als 1622 |
10 In 's Hemels Borgery na een God-saligh sterven |
My tot verlichtingh streck nu in mijn droef verscheyden |
als 1622 |
12 borrecht-tocht |
borchtocht |
borrecht-tocht |
15 Heer |
Heere |
Heer |
16 ist... nu |
Ist... nu? |
ist... nu |
20 geer |
geern |
geer |
1 O Levendige God!: Tot 1968 gold dit indrukwekkende Aendachtigh Gebedt als een gedicht uit de laatste periode van Bredero's leven, en tevens als een afdoende bewijs van zijn inkeer. In 1968, tijdens zijn rede bij de Bredero-herdenking in Amsterdam, deelde prof. dr. A. Keersmaekers mee dat hij een paar