| |
| |
| |
Bibliografie
| |
| |
Van Alphen 1954
P.J.M. van Alphen. Nederlandse Terentius-vertalingen in de 16e en 17e eeuw. Tilburg 1954. Proefschrift Nijmegen.
Antwerps Liedboek 1544
Een schoon liedekens-boeck inden welcken ghy in vinden sult veelderhande liedekens, oude ende nyeuwe, om droefheyt ende melancolie te verdrijven. Antwerpen, Jan Roulants, 1544.
Apollo 1615
Apollp of Ghesangh der Musen, wiens lieflijcke stemmen meerendeels in vrolijcke en eerlijcke gheselschappen werden ghesonghen. Amsterdam, Dirck Pietersz., 1615.
Arens 1960
J.C. Arens. ‘Apolloos aanspraack: Bredero benut Van Mander en Florianus’, in: TNTL 77 (1959-60), blz. 299-303.
Bachrach 1957
A.G.H. Bachrach. ‘Starter, Engeland en Nederland in de XVIIe eeuw’, in: Levende Talen febr. 1957, blz. 55-73.
Bachrach 1970
A.G.H. Bachrach. ‘Bredero en de Engelse toneelspelers’, in: Rondom Bredero. Een viertal verkenningen. Culemborg 1970, blz. 71-89.
Becker 1978
Baerbel Becker-Cantarino. Daniel Heinsius. Boston 1978.
Beets 1881
Nicolaas Beets. Alle de gedichten van Anna Roemers Visscher vroeger bekend en gedrukt of eerst onlangs in handschrift ontdekt, naar tijdsorde en in verband met hare levensbijzonderheden uitgegeven en toegelicht. Utrecht 1881. 2 dln.
Biblia 1587
Biblia. Dat is De Gantsche H. Schrift, Grondelick ende trouwelick verduytschet. Leyden 1587. (Reprint Utrecht 1979).
| |
| |
Bierens de Haan 1930
J.D. Bierens de Haan. De zin van het komische. Leiden 1930.
De Bo 1873
L.L. de Bo. Westvlaamsch idioticon. Brugge 1873.
Boekenoogen 1897
G.J. Boekenoogen. De Zaansche volkstaal. Bijdrage tot de kennis van den woordenschat in Noord-Holland. Leiden 1897.
Bonger 1978
H. Bonger. Leven en werk van D.V. Coornhert. Amsterdam 1978.
Voor Coornherts vertaling uit Lucianus zie blz. 375.
Bouman 1871
J. Bouman. De volkstaal in Noord-Holland, inhoudende eene lijst van woorden die in deze provincie meer of minder gebruikelijk zijn. Purmerende 1871.
Bouman 1983
José Bouman. ‘Gelegenheidsgedichten in de Koninklijke Bibliotheek: materiaal voor bibliografen en literatuurhistorici’, in: Spektator, 13, blz. 52-61.
Van den Branden 1956
L. van den Branden. Het streven naar verheerlijking, zuivering en opbouw van het Nederlands in de 16de eeuw. Gent 1956. Kon. Vl. Academie voor Taal- en Letterkunde, reeks VI, nr. 77.
Briels 1974
J.G.C.A. Briels. Zuidnederlandse boekdukkers en boekverkopers in de Republiek der Verenigde Nederlanden omstreeks 1570-1630. Een bijdrage tot de kennis van de geschiedenis van het boek. Nieuwkoop 1974. Bibliotheca Bibliographica Neerlandica, VI.
Ten Brink 1885a
Jan ten Brink. ‘Na driehonderd jaren. 1585. - 16 Maart. - 1885. Toespraak, bij gelegenheid der Brederoo-feesten’, in: Brederoo-album. Feestnommer van Oud-Holland 2 (1885), blz. 11-26.
Ten Brink 1885b
Jan ten Brink. ‘De oorzaken van Brederoo's dood’, in: Nederland (1885), 2, blz. 369-398; 3, blz. 19-44.
| |
| |
Ten Brink 1887
J. ten Brink. ‘Het gezin van den schoenmaker A.C. Bredero’, in: De Gids 51 (1887), II, blz. 474-500.
Ten Brink 1888
Jan ten Brink. Litterarische schetsen en kritieken. Leiden [1888].
I. Gerbrand Adriaensz. Bredero. Inleiding en levensbeschrijving.
II. Gerbrand Adriaensz. Bredero. De Tragicomedie.
III. Gerbrand Adriaensz. Bredero. De kluchten en de blijspelen.
Ten Brink 1896
[J.] t[en] B[rink]. ‘Uit de studeercel’. (Bespreking van Liederen van Bredero uitgegeven door F. Buitenrust Hettema), in: Elsevier's geïllustreerd maandschrift 12 (1896), blz. 473-476.
Brom 1957
Gerard Brom. Schilderkunst en litteratuur in de 16e en 17e eeuw. 2e dr. Utrecht enz. 1957. Aula-boeken, 2.
Brouwer 1940
J.H. Brouwer. Jan Jansz. Starter. Assen 1940. Teksten en studiën, IV.
Brouwer 1948
J. Brouwer. ‘Gerbrand Adriaensz Bredero, De lyriek’, in: Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Dl. 4. 's-Hertogenbosch enz. 1948. blz. 267-282.
De Bruin 1937
C.C. de Bruin. De Statenbijbel en zijn voorgangers. Leiden 1937.
Buisman 1935
J.F. Buisman. De ethische denkbeelden van Hendrik Laurensz. Spiegel. Wageningen 1935. Proefschrift Utrecht.
Buitenrust Hettema 1896
F. Buitenrust Hettema. Liederen van Bredero. Zwolle [1896]. Zwolsche herdrukken, II, 1/2.
Buitenrust Hettema 1898
[F,] B[uitenrust] H [ettema]. ‘Iets over Bredero’, in: Taal en Letteren 8 (1898), blz. 65-92.
| |
| |
Buitendijk 1975
W.J.C. Buitendijk. Jan Vos. Toneelwerken. Aran en Titus, Oene, Medea. Uitgeg., ingel, en van aant. voorz. door-. Assen enz. 1975. Van Gorcum's Literaire Bibliotheek, 28.
Buitendijk 1979
W.J.C. Buitendijk. ‘Boekbeoordeling: G.A. Bredero's Boertigh, Amoreus en Aendachtigh Groot Lied-boeck’, in: Nieuwe Taalgids 72 (1979), blz. 66-73.
Burton 1621
Robert Burton. The anatomy of melancholy. Oxford 1621. Reprint Amsterdam etc. 1971. The English experience, 301.
Caron 1947
W.J.H. Caron. Klank en teken bij Erasmus en onze oudste grammatici. Groningen enz. 1947. Proefschrift Amsterdam VU.
De Cock 1908
A. de Cock. Spreekwoorden en zegswijzen afkomstig van oude gebruiken en volkszeden. 2e herz. en verm. dr. Gent 1908.
De Cock 1911
A. de Cock. Spreekwoorden en zegswijzen over de vrouwen, de liefde en het huwelijk, verzameld, taalkundig verklaard en flokloristisch toegelicht door-. Gent 1911.
De Cock 1920
A. de Cock. Spreekwoorden, zegswijzen en uitdrukkingen op volksgeloof berustend, folkloristisch toegelicht door-. Gent 1920.
Coigneau 1980-82
Dirk Coigneau. Refreinen in het zotte bij de Rederijkers. Gent 1980-1982. 2 dln. Kon. Ac. voor Ned. Taal- en Letterkunde, reeks VI, 111.
Const-Riick Beroep 1614
Const-riick Beroep, ofte Antwoort op de kaerte uyt-gesonden by de Hollantsche camer binnen Leyden, onder t' woort Liefd' es t' fondament. Leyden 1614. 2 dln.
Const-Thoonende Iuweel 1607
Const-thoonende iuweel, by de loflijkcke stadt Haerlem ten versoecke van Trou moet blijcken, in 't licht gebracht. Zwol 1607.
| |
| |
Coster 1618
S.A. Coster. Gheselschap der Goden vergaert op de ghewenste bruyloft van Apollo, met de eenighe en eerste Nederduytse Academie. Verzaemt op den eersten dach der Oegstmaent, In 't eerste Jaer der stichtinghe. Amsterdam 1618.
(Zie ook Kollowijn 1883.)
Coupe 1971
W.A. Coupe e.a. The continental renaissance 1500-1600. Harmondsworth 1971. Pelican guides to European literature.
Daan 1954
Jo. Daan. ‘Amsterdamse dialecten in het verleden’, in: J.G. van Dillen en Jo Daan. Bevolking en taal van Amsterdam in het verleden. Lezingen, gehouden voor de Dialecten-commissie der Koninklijke Nederlandse akademie van Wetenschappen op 12 juni 1954. Amsterdam 1954. Bijdragen en Mededelingen der Dialecten-commissie van de Koninklijke Nederlandse akademie van Wetenschappen te Amsterdam, 14. Blz. 13-22.
Daan 1971
Jo Daan. G.A. Bredero's Kluchten. Ingel. en toegel. door-. Culemborg 1971. De Werken van G.A. Bredero.
Damsteegt 1976
B.C. Damsteegt. G.A. Bredero's Het Daget uyt den oosten. Ingel. en toegel. door-. Culemborg 1976. De Werken van G.A. Bredero.
Debaene 1951
L. Debaene. De Nederlandse volksboeken. Ontstaan en geschiedenis van de Nederlandse prozaromans, gedrukt tussen 1475 en 1540. Antwerpen 1951. (Reprint Hulst 1977).
Der Kinderen 1950
J.H. Der Kinderen-Besier. Spelevaart der mode. De kledij onzer voorouders in de 17e eeuw. Amsterdam 1950.
Van Deursen 1974
A.Th. van Deursen. Bavianen en Slijkgeuzen. Kerk en kerkvolk ten tijde van Maurits en Oldebarnevelt. Assen 1974. Van Gorcum's Historische Bibliotheek, 92.
Deus-Aes-Bijbel
zie Biblia 1587
| |
| |
Van Dillen 1935
J.G. van Dillen. ‘Amsterdam in Bredero's tijd’, in: De Gids 99 (1935), II, blz. 308-336.
Van Dillen 1935
J.G. van Dillen. ‘Omvang en samenstelling van de bevolking van Amsterdam in de 17e en 18e eeuw’, in: J.G. van Dillen en Jo Daan. Bevolking en taal van Amsterdam in het verleden. Lezingen, gehouden voor de Dialecten-commissie der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen op 12 juni 1954. Amsterdam 1954. Bijdragen en Mededelingen der Dialecten-commissie van de Koninklijke Nederlandse akademie van Wetenschappen te Amsterdam, 14. blz. 1-12.
Van Dorsten 1961
J.A. van Dorsten. Thomas Basson 1555-1613. English printer at Leiden. Leiden 1961. Publications of the Sir Thomas Browne Institute, special series, 1.
Dozy 1885
Ch.M. Dozy. ‘Brederoo's zwanezang’, in: Brederoo-album. Feestnommer van Oud-Holland 2 (1885), blz. 27-41.
Van Duyse 1854
Prudens van Duyse. Verhandeling over den Nederlandschen versbouw. 's-Gravenhage 1854. 2 dln.
Van Duyse 1902
P. van Duyse. Rederijkerskamers in Nederland. Hun invloed op letterkundig, politiek en zedelijk gebied. Dl. 2. 1902.
Van Eeghen 1954
I.H. v[an] E[eghen]. ‘Magdalena Stockmans’, in: Amstelodamum 41 (1954), blz. 137-141.
Van Eeghen 1968a
I.H. v[an] E[eghen]. ‘De familie van Garbrant Adriaensz Bredero 't Kan verkeeren’, in: Amstelodamum 55 (1968), blz. 148-163.
Van Eeghen 1968b
I.H. v[an] E[eghen]. ‘De bruiloftszangen van Bredero’, in: Amstelodamum 55 (1968), blz. 163-164.
| |
| |
Van Eeghen 1968c
I.H. v[an] E[eghen]. ‘Het geboortehuis van Bredero’, in: Amstelodamum 55 (1968), blz. 167-168.
Van Eeghen 1968d
I.H. v[an] E[eghen]. ‘Het graf van Adryaen Cornelis Bredero in de Nieuwezijds kapel’, in: Amstelodamum 55 (1968), blz. 186.
Van Eelslander 1968
A. van Elslander. ‘De dichter Bredero’, in: Verslagen en Mededelingen van de Kon. Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1968, blz. 243-259.
Van der Elst 1922
J. van der Elst. L'alternance binaire dans le vers néerlandais du seizième siècle. Groningen 1922. Proefschrift Amsterdam.
Fischer 1935
F.H. Fischer. ‘Bredero en zijn tijd’, in: Algemeen Handelsblad, 8 april 1935.
De la Fontaine Verwey 1968
H. de la Fontaine Verwey. Thronus Cupidinis. Fascimile-uitgave van de derde druk, 1620 ingeleid door -. Amsterdam 1968.
De la Fontaine Verwey 1970
H. de la Fontaine Verwey. ‘Bredero en zijn stad’, in: Rondom Bredero. Een viertal verkenningen. Culemborg 1970. blz. 7-24.
De la Fontaine Verwey 1971
H. d[e] l[a] F[ontaine] V[erwey]. ‘Drie vrienden. Bredero - Telle - Le Blon’, in: Amstelodamum 58 (1971), blz. 49-57.
De la Fontaine Verwey 1975
H. de la Fontaine Verwey. Humanisten, dwepers en rebellen in de zestiende eeuw. Amsterdam 1975. Uit de wereld van het boek, I. (2e herz. dr. 1976).
De la Fontaine Verwey 1976
H. de la Fontaine Verwey. Drukkers, liefhebbers en piraten in de zeventiende eeuw. Amsterdam 1976. Uit de wereld van het boek, II.
| |
| |
Geerebaert 1924
A. Geerebaert. Lijst van de gedrukte Nederlandsche vertalingen der oude Grieksche en Latijnsche schrijvers. Gent 1924.
Geerts 1966
G. Geerts. Genus en geslacht in de Gouden Eeuw. Een bijdrage tot de studie van de nominale klassifikatie en daarmee samenhangende adnominale flexievormen en pronominale verschijnselen in Hollands taalgebruik van de 17e eeuw. [Brussel] 1966. Bouwstoffen en studiën voor de geschiedenis en de lexicografie van het Nederlands, 10.
Van Gelder 1955
H. Enno van Gelder. De Nederlandse noodmunten van de Tachtigjarige oorlog. 's-Gravenhage 1955.
Gerritsen 1975
J. Gerritsen. ‘De tekst van Bredero's Liedekens’, in: Taal- en letterkundig gastenboek voor prof. dr. G.A. van Es. Groningen 1975. blz. 203-210.
Gerritsen 1976
W.P. Gerritsen und Brigitte Schludermann. ‘Deutsch-niederländische Literturbeziehungen im Mittelalter, Sprachmischung als Kommunikationsweise und als poetisches Mittel’, in: Akten des V. Internationalen Germanisten-Kongresses Cambridge 1975, Jahrbuch Intern. Germanistik, Reihe A:2 (1976), blz. 329-339.
Ter Gouw 1871
J. ter Gouw. De volksvermaken. Haarlem 1871.
Ter Gouw 1880
J. ter Gouw. Het huis Brederode te Amsterdam. Amsterdam 1880.
De Groot 1946
A.W. de Groot. Algemene versleer. Den Haag 1946. Servire's encyclopaedie, afd. Taalkunde, 1.
Gijsen 1937
Marnix Gijsen. ‘G.A. Bredero; Twaalf sonnetten van de schoonheyt’, in: De Bladen voor de Poëzie 7 (1937), nr. 4 (juni).
| |
| |
Van Hamel 1918
A.G. van Hamel. Zeventiende-eeuwsche opvattingen en theorieën over litteratuur in Nederland. 's-Gravenhage 1918. (Reprint Utrecht 1973).
Harrebomée 1856-1870
P.J. Harrebomée. Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal of verzameling van Nederlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijk uitdrukkingen van vroegeren en lateren tijd. Utrecht 1856-1870. 3 dln.
Hellinga 1962
W.Gs Hellinga. Kopij en druk in de Nederlanden. Atlas bij de geschiedenis van de Nederlandse typografie. Amsterdam 1962.
Henkel 1967
Arthur Henkel und Albrecht Schöne. Emblemata. Handbuch zur Sinnbildkunst des XVI. und XVII. Jahrhunderts. Stuttgart 1967. (2e dr. 1976).
Van der Heyden 1930
Jan van der Heyden. Het thema en de uitbeelding van den dood in de poëzie der late middeleeuwen en der vroege renaissance. Ledeberg Gent z.j. (= 1930)
Hoek 1966
D. Hoek. Haags leven bij de inzet van de Gouden Eeuw. Rondom Mr. Jacob van Dijck (1564-1631). Assen 1966. Van Gorcum's Historische Bibliotheek, 76.
Hofman 1981
W. Hofman. Amsterdam: burgerwijkkaarten. Repertorium, geschiedenis van schutterij en burgerwacht, genealogische gegevens van officieren. Amsterdam 1981.
Huizinga 1941
J. Huizinga. Nederland's beschaving in de zeventiende eeuw. Een schets. Haarlem 1941.
Hummelen 1982
W.M.H. Hummelen. Amsterdams toneel in het begin van de Gouden Eeuw. Studies over Het Wit Lavendel en de Nederduytsche Academie. 's-Gravenhage 1982.
Jacobsen 1906
R. Jacobsen. Carel van Mander (1548-1606). Dichter en prozaschrijver. Rotterdam 1906.
| |
| |
Jongbloet 1976
Gisela Jongbloet-van Houtte. ‘De belegering en de val van Antwerpen belicht vanuit een koopmansarchief. Daniël van der Meulen, gedeputeerde van de Staten van Brabant ter Staten Generaal (1584-1585)’, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 91 (1976), blz. 23-43.
De Jongh 1967
E. de Jongh. Zinne- en minnebeelden in de schilderkunst van de 17e eeuw. Nederlands en Belgisch kunstbezit uit openbare verzamelingen. Z.pl. 1967.
Joos 1887
Am. Joos. Schatten uit de volkstaal. 1200 vergelijkingen. Gent 1887.
Kalff 1883
G. Kalff. Het lied in de Middeleeuwen. Leiden 1883. Proefschrift Leiden.
Kalff 1885
G. Kalff. ‘Brederoo's Lied-boeck’, in: Brederoo-album. Feestnommer van Oud-Holland 2 (1885), blz. 47-66.
Kalff 1890
G. Kalff. De Werken van G.A. Bredero. Volledige uitgave, naar de beste oude drukken bezorgd en opgehelderd. Dl. 3, blz. 161-581: Groot Lied-boeck, Met inleiding en aanteekeningen door-. Amsterdam 1890.
Kalff 1896
G. K[alff]. ‘Nieuws over Brederoo’, in: De Gids 60 (1896), IV, blz. 384-390.
Kalff 1909
G. Kalff. Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Dl. 4. Groningen 1909. Speciaal blz. 137-171.
Kannegieter 1968
J.Z. Kannegieter. ‘Bredero in dienst bij een belastingpachter’ in: Amtelodamum 55 (1968), blz. 184-186.
Keersmaekers 1968
A. Keersmaekers. ‘Bredero en de Bijbel’, in: Liber Alumnorum Prof. Dr. E. Rombauts. Leuven 1968. blz. 231-249.
| |
| |
Keersmaekers 1968-69
Aug. Keersmaekers. ‘Bredero en de Zuidelijke Nederlanden’, in: Handelingen van de Kon. Zuidned. Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis 22 (1968), blz. 237-261; 23 (1969[=1970]), blz. 167-187.
Keersmaekers 1969
A. Keersmaekers. ‘De onbekende Bredero’, in: Spiegel der Letteren 11 (1969), blz. 81-97.
Keersmaekers 1970
A. Keersmaekers. ‘Bredero en de Zuidelijke Nederlanden’, in: Rondom Bredero. Een viertal verkenningen. Culemborg 1970. blz. 41-70.
Keersmaekers 1981a
Aug. Keersmaekers. ‘Drie Amsterdamse liedboeken 1602-1615. Doorbraak van de renaissance’, in: Nieuwe Taalgids 74 (1981), blz. 121-133.
Keersmaekers 1981b
A.A. Keersmaekers. ‘Gedichten van P.C. Hooft in Apollo (1615)’ in: Uyt liefde geschreven. Studies over Hooft. 1581- 16 maart - 1981. Groningen 1981. blz. 57-72.
Keersmaekers 1981c
A. Keersmaekers. G.A. Bredero's Vertaalde gedichten, berijmd naar proza van Reinier Telle en voorkomend in de Tragische Historien. Ingel. en toegel. door -. 's-Gravenhage 1981. De Werken van G.A. Bredero.
Kiliaen 1599
Cornelius Kilianus. Etymologicum Teutonicae linguae, sive dictionarium Teutonico-Latimum. Editio tertia. Antwerpen 1599. (Reprint Amsterdam 1972).
Kiliaen 1777
Etymologicum Teutonicae linguae sive Dictionarium (...) studio et opera Cornelii Kiliani Dufflaei. Traiecti Batavorum apud Roelandum de Meyere. 1777.
Kloeke 1959
G.G. Kloeke. Kamper spreekwoorden naar de uitgave van Warnersen anno 1550. Assen 1959. Taalkundige bijdragen van Noord en Zuid, 8.
| |
| |
Knippenberg 1937
H.H. Knippenberg. ‘Breder en Tesselschade's verliefdheid’, in: Tijdschrift voor Taal en Letteren 25 (1937), blz. 132-139.
Knuttel 1886
W.P.C. Knuttel. ‘Reinier Telle. Een libertijnsch hekeldichter’, in: De Gids 50 (1886), IV, blz. 1-45.
Knuttel 1919
J.A.N. Knuttel. ‘Bredero's leven en liefdes en de weg door zijn liedboek’ in: De Gids 83 (1919), II, blz. 61-96.
Knuttel 1929
J.A.N. Knuttel. Werken van G.A. Bredero. Met inl. en aant. van -. Dl. 3: Liederen en gedichten. Proza. Leiden 1929.
Knuttel 1949
J.A.N. Knuttel. Bredero. Lochem 1949. Nederlandse Monographieën, 9.
Koch 1929
L. Koch. ‘Bredero's laatste jaren en Bredero's studiejaren’, in: TNTL 48 (1929), blz. 256-275.
Koch 1936
L. Koch. ‘Tesselschade en Bredero's Margriete’, in: TNTL 55 (1936), blz. 269-281. Met Naschrift door J.A.N. Knuttel, blz. 281-282.
Kollewijn 1883
R.A. Kollewijn. Samuel Coster's Werken. Uitgeg. door -. Haarlem 1883.
Kossmann 1915
E.F. Kossman. Nieuw bijdragen tot de geschiedenis van het Nederlandsche tooneel in de 17e en 18e eeuw. 's-Gravenhage 1915.
Kruyskamp 1968
C. Kruyskamp. G.A. Bredero's Rodd'rick ende Alphonsus. Ingel. en toegel. door -. Met een studie over de structuur van Bredero's vers en een fragment uit het volksboek van Palmerijn. Zwolle 1968. De Werken van G.A. Bredero.
Kuijper 1976
D. Kuijper Fzn. ‘Vander Plasse citeert Seneca’, in: TNTL 92 (1976), blz. 187-188.
| |
| |
Landwehr 1970
John Landwehr. Emblem books in the Low Countries 1554-1949. A bibliography. Utrecht 1970.
Laurillard 1880
E. Laurillard. Bijbel en volkstaal. Opgave en toelichting van spreuken of gezegden in de volkstaal aan den Bijbel ontleend. Amsterdam 1880.
Te Lintum 1910
C. te Lintum. Onze schutter-vendels en schutterijen van vroeger en later tijd in beeld en schrift 1550-1908. Een historisch album met aqaurellen van J. Hoynck van Papendrecht. Den Haag [1910].
Loffelt 1873
A.C. Loffelt. ‘Bredero's liefde en zijn medeminnaar de Spaansche Brabander’, in: Nederlandsch Spectator 18 (1873), blz. 197-199.
Loffelt 1874
A.C. Loffelt. ‘Een Toneelstudie’, in: De Gids 38 (1874), III, blz. 86-144.
Marcel 1956
Raymond Marcel. Marsile Ficin. Commentaire sur le Banquet de Platon. Texte du mamuscrit autographe présenté et traduit par -. Paris 1956.
Matter 1979
F.H. Matter. G.A. Bredero's Boertigh, Amoreus en Aendachtigh Groot Liedboeck. De melodieën van Bredero's Liederen verzameld, ingel. en toegel. door-. 's-Gravenhage 1979. De Werken van G.A. Bredero.
Meertens 1943
P.J. Meertens. Letterkundig leven in Zeeland in de 16e en de eerste helft der 17e eeuw. Amsterdam 1943. Proefschrift Utrecht.
Van der Meulen 1951
P. van der Meulen. ‘Coornhert - Bredero. (Aendachtigh Liedt-Boeck: II)’, in: Nieuwe Taalgids 44 (1951), blz. 292.
Meijer 1836
G.J. Meijer. Oude Nederlandsche spreuken en spreekwoorden met taalkundige aanteekeningen uitgegeven. Groningen 1836.
| |
| |
Michels 1958
L.C. Michels. Filologische opstellen, dl. II: Stoffen uit de 16e en 17e eeuw. Zwolse reeks, 8.
Miedema 1977
Hessel Miedema en Marijke Spies. Karel van Mander (1548-1606) De Kerck der Deucht, uitgeg. en van commentaar voorz. door - en -. Amsterdam 1977. Amsterdamse Smaldelen, 5.
Moltzer 1881
H.E. Moltzer. ‘Brederoo's Liedtboeck’, in: Studiën en schetsen van Nederlandsche letterkunde. Haarlem 1881. blz. 101-154.
Muller 1930
J.W. Muller. ‘Over navolging in de 17de eeuw, inzonderheid naar of door Hooft en Vondel’, in: TNTL 49 (1930), blz. 168-198.
Naeff 1960
J.P. Naeff. De waardering van Gerbrand Adriaenszoon Bredero. Gorinchem 1960. Proefschrift Leiden.
Nauta 1893
G.A. Nauta. Taalkundige aanteekeningen naar aanleiding van de Werken van G.A. Bredero. Bijdrage tot de kennis der grammatica van het Nederlandsch der 17e eeuw. Groningen 1893. Proefschrift Groningen.
Nach 1938
S.M. Noach. ‘Een naamdicht van Bredero’, in: Nieuwe Taalgids 32 (1938), blz. 176-177.
Oey 1983
E. Oey-de Vita. ‘Boekbeoordeling van: Hummelen, Amsterdams toneel in het begin van de Gouden Eeuw’, in: Nieuwe Taalgids 76 (1983), blz. 256-265.
Oudemans 1857
A.C. Oudemans. Woordenboek op de gedichten van G.Az. Bredero. Leiden 1857.
Overdiep 1931-35
G.S. Overdiep. Zeventiende-eeuwsche syntaxis. Groningen enz. 1931-1935. 3 dln.
| |
| |
Overdiep 1935
G.S. Overdiep. ‘Bredero, sprekende na 350 jaren’, in: Onze Taaltuin 3 (1935), blz. 361-368.
Overdiep 1948
G.S. Overdiep. ‘Bredero's dramatiek’, in: Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden. Dl. 4. 's-Hertogenbosch enz. 1948. blz. 282-320.
Panovsky 1970
Erwin Panofsky. Iconologie. Thema's en symboliek bij de renaissanceschilders. Vert. door C. de Jong. Utrecht enz. 1970. Aula-boeken, 437.
Pegasus 1627
Amsterdamsche Pegasus (...) veel minnelijcke liedekens, (noyt voor desen gedruckt) op verscheyden nieuwe stemmen: by een gebracht door vier liefhebbers (...). Amstelredam 1627.
Pleij 1979
H. Pleij. Het gilde van de Blauwe Schuit. Literatuur, volksfeest en burgermoraal in de late middeleeuwen. Amsterdam 1979. Proefschrift Amsterdam.
Pollman
J. Polleman. ‘Een paar opmerkingen over de dateering van Bredero's liederen in de editie-Knuttel’, in: Studiën 62, dl. 114 (1930), blz. 128-130.
Poort 1918
Herman Poort. Gerbrand Adriaenszoon Bredero. Groningen enz. 1918.
Van Praag 1922
J.A. van Praag. La Comedia espagnole aux Pays-Bas au XVIIe et au XVIIIe siècle. Amsterdam 1922.
Praz 1964-74
Mario Praz. Studies in seventeenth-century imagery. 2nd. ed. Roma 1964-1974. 2 parts. Sussidi eruditi, 16-17.
Prinsen 1918
J. Prinsen JLz. ‘Breero in zijn verhalende liederen’, in: De Gids 82 (1918), III, blz. 175-191.
| |
| |
Prinsen 1919
J. Prinsen J. Lzn. Gerbrand Adriaensz. Bredero. Amsterdam [1919]. Onze Groote Schrijvers.
Proost 1952
K.F. Proost. De Bijbel in onze literatuur. Den Haag 1952.
Rebling 1950
E. Rebling, Den lustelycken Mey. Muziek en maatschappij in de zeventiende eeuw in Nederland. Amsterdam 1950.
Rens 1975
L. Rens. ‘Spaanschen Brabander of de contaminatie’, in: Spiegel der Letteren 17 (1975), blz. 128-137.
Rens 1979
Lieven Rens. ‘Boekbespreking van: G.A. Bredero's Boertigh, Amoreus, en Aendachtigh Groot Lied-boeck’, in: Spiegel der Letteren 21 (1979), blz. 219-223.
Rodenburgh 1619
Th. Rodenburgh. Eglentiers poëtens borst-weringh. Amsterdam 1619.
De Roever 1885
N. de Roever. ‘Brederoo's ouderhuis’, in: Brederoo-album, Feestnommer van Oud-Holland 2 (1885), blz. 78-90.
De Roever 1891
N. de Roever. Van vrijen en trouwen. Bijdrage tot de geschiedenis van oud-vaderlandsche zeden. Haarlem 1891. (Reprint Amsterdam 1968.).
Van Rijnbach 1944
A.A. van Rijnbach. Groot Lied-boek van G.A. Brederode, naar de oorspronkelijke uitgave van 1622. Tekstverzorging en inleiding van-. Bilthoven enz. 1944. (2e dr, Rotterdam 1966).
Van der Sschaar 1979
J. van der Schaar. Woordenboek van voornamen. Inventarisatie van de doop- en roepnamen met hun etymologie. Elfde druk. Utrecht 1979.
| |
| |
Scheltema 1832
J. Scheltema. Volksgebruiken der Nederlanders bij het vrijen en trouwen. Utrecht 1832.
Schenkeveld 1979
Maria A. Schenkeveld- van der Dussen. ‘Christus, Hymenaeus of de ‘Teelzucht’’, in: Visies op Vondel na 300 jaar. Een bundel artikelen verzameld door S.F. Witstein en E.K. Grootes ter gelegenheid van de 300e sterfdag van Joost van den Vondel. Den Haag 1979. blz. 11-25.
Schenkeveld 1981
M.A. Schenkeveld-van der Dussen. ‘Anna Roemers Visscher: de tiende van de negen, de vierde van de drie’, in: Jaarboek van de Mij. der Ned. Letterkunde te Leiden 1979-1980. Leiden 1981. blz. 3-14.
Schepers 1905a
J.B. Schepers. ‘Breero en de Bruin-ogen’, in: Taal en Letteren 15 (1905), blz. 273-287.
Schepers 1905b
J.B. Schepers. ‘Breero en Hooft’, in: Taal en Letteren 15 (1905), blz. 288-291.
Schepers 1913a
J.B. Schepers. ‘Bredero's liefde voor Margriete, de grote stuwkracht van zijn kunst’, in: De Nieuwe Gids 28 (1913), I, blz. 574-613, 699-726.
Schepers 1913b
J.B. Schepers. ‘Een liedje van Bredero’, in: TNTL 32 (1913), blz. 239-240.
Schepers 1914
J.B. Schepers. ‘Bredero's invloed op tijdgenoten, met iets over plagiaat in die tijd’, in: De Nieuwe Gids 29 (1914), II, blz. 66-84.
Schepers 1917
J.B. Schepers. ‘Bredero en Tesselschade’, in: De Nieuwe Gids 32 (1917), II, blz. 413-433.
Schepers 1924a
J.B. Schepers. ‘De twaalf sonnetten van de Schoonheyt, werk van de jonge renaissance-dichter G.A. Bredero’, in: De Nieuwe Gids 39 (1924), I, blz. 734-747.
| |
| |
Schepers 1924b
J.B. Schepers. ‘Terug van een dwaalspoor’, in: De Nieuwe Gids 39 (1924), II, blz. 150-163.
Schepers 1927
J.B. Schepers. ‘Nieuws over de jonge Bredero’, in: De Nieuwe Gids 42 (1927). I, blz. 640-652.
Schepers 1936
J.B. Schepers. ‘Bredero-dilemma: Margriete dezelfde als Tesselscha?’, in: De Nieuwe Gids 51 (1936), II, blz. 479-482.
Scheurleer 1912-23
D.F. Scheurleer. Nederlandsche liedboeken. Lijst der in Nederland tot het jaar 1800 uitgegeven liedboeken. 's-Gravenhage 1912-1923. 2 dln. (Reprint Utrecht 1977).
Sellin 1968
Paul R. Sellin. Daniel Heinsius and Stuart England. Leiden enz. 1968.
Smit 1927
W.A.P. Smit. ‘Een aanvulling op de bibliografie van Breero's en Starter's werken’, in: Het Boek, 2e reeks, 16 (1927), blz. 370-372.
Smit 1956
W.A.P. Smit. ‘Drie kanttekeningen bij ‘Den Bloem-hof van de Nederlantsche Ieught’’, in: Nieuwe Taalgids 49 (1956), blz. 46-47.
Smit 1968
W.A.P. Smit. Twaalf studies. Met een lijst van zijn wetenschappelijke publikaties door S.F. Witstein. Zwolle 1968. Zwolse reeks, 29.
Smit 1975
W.A.P. Smit. Kalliope in de Nederlanden. Het renaissancistisch-klassicistische epos van 1550 tot 1850. Dl. 1: 1550-1700. Assen 1975. Neerlandica Traiectina, 22.
Spiegel 1584-87
H.L. Spiegel. Twe-spraack, Ruygh-bewerp, Kort begrip, Rederijck-kunst. Uitgeg. door W.J.H. Caron. Groningen 1962. Trivium, III.
| |
| |
Sprenger van Eijk 1835
J.P. Sprenger van Eijk. Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder van de scheepvaart en het scheepsleven ontleend. Rotterdam 1835.
Sprenger van Eijck 1836
J.P. Sprenger van Eijk. Nalezing en Vervolg op mijne Handleiding etc. Rotterdam 1836.
Sterck 1934
J.F.M. Sterck. Onder Amsterdamsche humanisten. Hun opkomst en bloei in de 16e eeuwsche stad. Hilversum [1934].
Stoett 1923-25
F.A. Stoett. Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden, naar hun oorsprong en beteekenis verklaard. 4e dr. Zutphen 1923-1925. 2 dln.
Strengholt 1970
L. Strengholt. ‘Sonnetten en pseudosonnetten bij Vondel’, in: TNTL 86 (1970), blz. 194-212.
Stuiveling 1967
Garmt Stuiveling. Vakwerk. Twaalf studies in literatuur. Zwolle 1967. Zwolse reeks, 20.
Struiveling 1968
Garmt Stuiveling. ‘Bredero en Vaenius’, in: Gedenkboek 1943-1968. Jaarboek De Fonteine 18 [=2e reeks 10] (1968), blz. 247-259.
Stuiveling 1970a
G. Stuiveling. ‘Bredero en zijn tijd’, in: Rondom Bredero. Een viertal verkenningen. Culemborg 1970. blz. 25-40.
Stuiveling 1970b
G. Stuiveling. Memoriaal van Bredero. Documantaire van een dichterleven. Samengesteld door -. Culemborg 1970.
| |
| |
Stuiveling 1971
Garmt Stuiveling. ‘Over de bouw van Bredero's kluchten’, in: G.A. Bredero. Kluchten. Ingel. en toeglicht door Jo Daan. Culemborg 1971. De Werken van G.A. Bredero. blz. 31-48.
Stuiveling 1980
G. Stuiveling. ‘Inleiding tot G.A. Brederoos Geestigh Liedt-Boecxken’, in: G.A. Bredero. Geestigh Liedt-Boecxken. 1621. Reprint Haarlem 1980. blz. 1-29.
Stutterheim 1953
C.F.P. Stutterheim. Problemen der literatuurwetenschap. Amtwerpen enz. 1953.
Stutterheim 1974
C.F.P. Stutterheim. G.A. Bredero's Spaanschen Brabander. Ingel. en toegel, door-. Met fragmenten uit Lazarus van Tormes. Culemborg 1974. De Werken van G.A. Bredero.
Stutterheim 1978
C.F.P. Stutterheim. ‘Sonnetten en pseudo-sonnetten bij Vondel en anderen’, in: TNTL 94 (1978), blz. 71-106.
Suringar 1873
W.H.D. Suringar. Erasmus over Nederlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke uitdrukkingen van zijnen tijd. Utrecht 1873.
Taverne 1978
Ed. Taverne. In 't land van belofte in de nieue stadt. Ideaal en werkelijkheid van de stadsuitleg in de Republiek 1580-1680. Maarssen 1978.
Van Thiel 1983
P.J.J. van Thiel. ‘Werner Jacobsz. van den Valckert’. In Oud Holland 1983, blz. 128-195, speciaal blz. 156-157.
Van Tricht 1976
H.W. van Tricht. De briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft. Dl. 1. Culemborg 1976. Teksten en studies Nederlandse Taal- en Letterkunde.
Tuinman 1726-27
Carolus Tuinman. De oorsprong en uitlegging van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden. Middelburg 1726-1727. 2 dln.
| |
| |
Tuynman 1977
P. Tuynman. ‘Petrus Scriverius, 12 January 1576 - 30 April 1660’, in: Quaerendo 7 (1977), blz. 4-45.
Tuynman 1981
P. Tuynman. ‘De Const van Rhetorike en Hoofts vroege poëzie’, in: Uyt liefde geschreven. Studies over Hooft. 1581- 16 maart - 1981. Groningen 1981. Blz. 11-27.
Unger 1884
J.H.W. Unger. G. Az. Brederoo. Eene bibliographie. Haarlem 1884.
Unger 1885
J.H.W. Unger. ‘Theodore Rodenburg, Ridder van de Ordre van den Huyse van Borgongien’, in: Brederoo-album. Feestnommer van Oud-Holland 2 (1885), blz. 91-100.
Valcoogh 1597
P.A. de Planque. Valcoogh's Regel der Duytsche schoolmeesters. Bijdrage tot de kennis van het schoolwezen in de 16e eeuw. Groningen 1926. Proefschrift Utrecht.
Van der Veen 1905
J.O.S. van der Veen. Het taaleigen van Bredero. Eene bijdrage tot de syntaxis van het Nederlandsch der 17e eeuw. Amsterdam 1905. Proefschrift Amsterdam.
Veenstra 1968
Fokke Veenstra. Ethiek en moraal bij P.C. Hooft. Twee studies in renaissancistische levensidealen. Zwolle 1968. Zwolse reeks, 18.
Veenstra 1973a
Fokke Veenstra. G.A. Bredero's Griane. Ingel. en toegel, door-. Met fragmenten uit het volksboek van Palmerijn. Culemborg 1973. De Werken van G.A. Bredero.
Veenstra 1973b
F. Veenstra. ‘Harmonieënleer in de Renaissance’, in: Weerwerk. Opstellen aangeboden aan professor dr. Garmt Stuiveling ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Assen 1973. blz. 187-200, 265-266.
Veldman 1977
Ilja M. Veldman. Maarten van Heemskerck and Dutch humanism in the sixteenth century. Maarssen 1977.
| |
| |
Verdenius 1933
A.A. Verdenius. Bredero's dialectkunst als Hollands reactie tegen Zuidnederlandse taalhegemonie. Groningen enz. 1933. In augurele rede Amsterdam.
Verdenius 1943
A.A. Verdenius. ‘Gerbrand Adriaensz. Bredero (1585-1618). Een sonnet van de schoonheyt’, in: Onze Taal 12 (1943), nr. 9 (september), blz. 1-2.
Verdenius 1946
A.A. Verdenius. Studies over zeventiende-eeuws. [Amsterdam 1946].
Verkuyl 1971
P.E.L. Verkuyl. Battista Guarini's Il Pastor Fido in de Nederlandse dramatische literatuur. Assen 1971. Neerlandïca Traiectina, 19.
Verkuyl 1982
P.E.L. Verkuyl. G.A. Bredero's Angeniet. Ingel. en toegel. door-. 's-Gravenhage 1982. De Werken van G.A. Bredero.
Verriest 1923
G. Verriest. Over de grondslagen van het rythmisch woord. 2e dr. Bussum 1923.
Verwey 1931a
A. Verwey. Ritme en metrum. Santpoort 1931.
Verwey 1931b
Albert Verwey. ‘Bredero's Vroegh in den dagheraadt’, in: Nieuwe Taalgids 26 (1931), blz. 76-89.
Verwey 1935
Albert Verwey. ‘Herdenking van Gerbrand Adriaensz. Bredero’, in: Algemeen Handelsblad 10 maart 1935.
Visscher 1881
Anna Roemers Visschers, zie: Beets 1881.
De Vooys 1924
C.[G.N.] d[e] V[ooys]. ‘De twaalf sonnetten van de Schoonheyt ten onrechte aan Bredero toegeschreven’, in: Nieuwe Taalgids 18 (1924), blz. 86-90.
| |
| |
De Vooys 1931
C.G.N. de Vooys. ‘Tekstkritiek op Bredero's liederen’, in: Nieuwe Taalgids 25 (1931), blz. 243.
De Vries 1899
A.G.C. de Vries. De Nederlandsche emblemata. Geschiedenis en bibliographie tot de 18e eeuw. Amsterdam 1899.
Warners 1965
Bacchus en Christus. Twee lofzangen van Daniël Heinsius, opnieuw uitgeg. door L.Ph. Rank, J.D.P. Warners en F.L. Zwaan. Zwolle 1965. Zwolse drukken en herdrukken, 53.
Warners 1975
J.D.P. Warners. ‘Aantekeningen over Brederode en de renaissance’, in: Nieuwe Taalgids 68 (1975), blz. 257-274.
Weber 1956
H. Weber. La création poéthque au XVIe siècle en France, de Maurice Scève à Agrippa d'Aubigné. Tome I. Paris 1956.
Weevers 1934
Th. Weevers. Coornhert's Dolinghe van Ulysse, de eerste Nederlandsche Odyssee. Groningen enz. 1934. Proefschrift Leiden.
Weevers 1939
Homerus. De Dolinghe van Ulysse. Homerus' Odysseia I- XVIII in Nederlandse verzen van Dierick Volckertsz. Coornhert. Amsterdam 1939. Bibliotheek Nederlandsche Letteren.
Weijnen 1965
A. Weijnen. Zeventiende-eeuwse taal. 4e dr. Zutphen 1965.
De Win 1965
Xaveer de Win. Plato Verzameld Werk, vertaald door-. Eerste deel. Antwerpen 1965.
Te Winkel 1923
J. te Winkel. De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde. 2e dr. Dl. 3. Haarlem 1923. Speciaal blz. 157-201.
| |
| |
Winschoten 1681
W. à Winschooten. Seeman, behelsende een grondige uitlegging van de Nederlandsche konst, en spreekwoorden. Leiden 1681.
Wirth 1911
H.F. Wirth. Die Untergang des niederländischen Volksliedes. Haag 1911.
Witsen Geysbeek 1821-1827
P.G. Witsen Geysbeek. Biographisch, anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Amsterdam 1821-1827. 6 dln.
Witstein 1974
S.F. Witstein. ‘Het erotisch-etisch referentiekader in Bredero's Stommen Ridder en de betekenis daarvan voor het handelingsverloop van dit spel’, in: Nieuwe Taalgids 67 (1974), blz. 439-448.
Witstein 1975
S.F. Witstein. Bredero's ridder Rodderick. Groningen 1975. De Nieuwe Taalgids Cahiers, 4.
Worp 1890
J.A. Worp. ‘Een onbekend lofdichtje van Bredero’, in: TNTL 9 (1890), blz. 135-137.
Worp 1904-08
J.A. Worp. Geschiedenis van het drama en van het toneel in Nederland. Groningen 1904-1908. 2 dln.
Worp 1920
J.A. Worp. Geschiedenis van den Amsterdamschen Schouwburg 1496-1772. Uitgeg. met aanvullingen tot 1872 door J.F.M. Sterck. Amsterdam 1920.
Wrangel 1901
E. Wrangel. De betrekkingen tusschen Zweden en de Nederlanden op het gebied van letteren en wetenschap voornamelijk gedurende de 17e eeuw. Vert. door H.A.C. Beets-Damsté. Leiden 1901.
Wybrands 1873
C.N. Wybrands. Het Amsterdamsche tooneel van 1617-1772, bewerkt naar meerendeels onuitgegeven, authentieke bescheiden. Utrecht 1873.
Wijnman 1971
H.F. Wijnman. Historische gids van Amsterdam. Amsterdam 1971. 2 dln.
| |
| |
Zaalberg 1968
C.A. Zaalberg. ‘Retouches aan het beeld van Bredero’, in: Nieuwe Taalgids, W.A.P. Smit-nummer, 1968, blz. 43-47.
Zaalberg 1972
C.A. Zaalberg. G.A. Bredero's Over-gesette Lucelle. Ingel. en toegel. door - met medewerking van M.J.M. de Haan. Met de tekst van het oorspronkelijke toneelstuk van Louis Le Jars. Culemborg 1972. De Werken van G.A. Bredero.
Zijderveld 1953
A. Zijderveld. Keur uit het werk, verzameld en uitgegeven door A.G. Zijderveld-Menalda. Z.p. [1953].
|
|