Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

CXCVII Iaar-Lied

I: 620-622

Eenvoudig nieuwjaarslied met motieven van kerstmis en driekoningen. In de stijl van een middeleeuws kerstlied richt het zich tegen rijken en machtigen, meteen opwekkende tot inkeer en deemoed.

Beginregel: Het Jaer wert nuw, de Tijd is oudt,

Vindplaatsen: Nieuw-Jaar-Lieden: Wt-ghegheven by de Nederduydtsche Academi. Int Iaer Ist nIet een Maegt DIe s' VVereLts Verlosser heeft ghebaert? 1618. (KB 's-Gravenhage, sign. 174 D 57) folio B1r-B2v; Groot Lied-boeck 1622 III: 59-60; Liedt-boeck 1644: 48; Liedt-boeck 1677: 53; Kalff 1890: 565-567; Knuttel 1929: 301-303; Van Rijnbach 1944: 337-339.

Omvang: 72 verzen, zes strofen van 12 regels.

Versvorm: jambisch metrum met vier heffingen in de vzn. 1-2, 4-5, 7-8 en 10-11; drie heffingen in de vzn. 3, 6, 9 en 12.

Rijmschema: a a b c c b d d e f f e.

Melodie: Matter 1979, blz. 224.

[pagina 485]
[p. 485]

Varianten
Groot Lied-boeck 1622 Nieuw-Jaar-Lieden 1618 Liedt-boeck 1644
8 swangh're swanghere swangh're
25 oudt oud' oudt
32 swerte swarte swerte
44 self in tot Godt tot self in Godt tot self in Godt
71 u uw u
- kenspreuk naam en kenspreuk -

In de editie-1618 heeft de dubbele oo in negen gevallen foneemtekens overeenkomstig het voorschrift van Spiegel; deze ontbreken in de andere uitgaven.

 

1 De Tijdt is oudt: Deze woorden hebben geen andere strekking dan: het is lang geleden. De dichter brengt de lezer dus onmiddellijk naar een vroegere eeuw.

3 De Werelt was beschreven: Ontlening aan Luk. 2: 1: Ende het geschiede, dat in die daghen daer een ghebodt wt ginck van den Keyser Augusto, dat de gheheele Werelt beschreuen soude worden.

10 De huysen waren soo beset: Ontlening aan Luk. 2: 7: Ende sy baerde haren eerstgeboren Sone, ende wandt hem in doecken, ende leyde hem neder in de kribbe, om dat daer gheen plaetse en was voor hen in de herberghe.

25 Als in een oudt verlaten schuur: Het woord schuur of stal komt in het geboorteverhaal noch bij Matt. noch bij Luk. voor, alleen het woord kribbe. Maar in de beeldende kunst en ook in kerstliederen was de stal met os en ezel een traditioneel gegeven.

32 De swerte herders op het veldt: In het evangelie (Luk. 2: 8-16) komt het woord swert of donker of bruin niet voor; wat Bredero er precies mee bedoelt, is onzeker: het kan slaan op de huidskleur, op het haar, op de kleding, en eventueel op de duisternis van de nacht, dus: in het donker liggende. Misschien verdient deze laatste opvatting de voorkeur.

34 Met yver: Het woord yver, in 1618 tweemaal (vs. 34 en vs. 67), in 1622 alleen in vs. 34 in afwijkend lettertype gezet, is een toespeling op de zinspreuk van de Nederduytsche Academie, evenals in vs. 70 het woord Bijtjen. Het blazoen van de Academie was een bijenkorf, met het woord yver en de latijnse spreuk Fervet opus. Door zowel het woord yver als het woord Bijtjen gemarkeerd te doen drukken is de relatie van dit lied met de Academie volstrekt duidelijk, en daarmee tevens de tijd van ontstaan: 1617.

35 Ghelijck als oock de Wyse deen: Ontlening aan Matt. 2: 1-11, speciaal 11: Ende in het huys comende, vonden sy dat kindeken met Maria zijn Moeder, ende nederuallende aanbadent: Ende hare schatten opghedaen hebbende, offerden sy hem gauen, Gout, ende Wieroock, ende Myrrhe.

[pagina 486]
[p. 486]

62 Der sonden zijn gantsch uytgeleyd: Ofschoon beestigheyd (vs. 61) enkelvoud is kan de meervoudsvorm zijn worden verklaard door het meervoud sonden.

69 Dats' in zijn eygen leden: Indien zijn hier terugwijst naar God (vs. 68) kunnen Gods eygen leden enkel de lidmaten van de christelijke kerk zijn; dan sluit Bredero's woordgebruik aan bij de oude visie dat de christenen tezamen het mystieke lichaam Christi vormen; zie 1 Kor. 12: 27. Maar zijn eygen suggereert vrij sterk, dat niet God maar de mensch (= Wie; vs. 67) bedoeld is; het woord lid echter komt niet in geestelijke zin voor, het duidt bij menschen steeds een gedeelte van het lichaam aan, zodat de op zichzelf zeer aannemelijke betekenis: dat de mensch God moet zoeken in zijn eigen geweten, in dit geval taalkundig toch niet verantwoord is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken