CLXXXVIII Liedeken
I: 594-595
Eenvoudig vroom lied, opwekkende tot vertrouwen in God, omdat er op mensen niet valt te rekenen.
Beginregel: Wie boven al zijn God bemind,
Vindplaatsen: Stommen Ridder 1619, vs. 101-124; Groot Lied-boeck 1622 III: 44; Liedt-boeck 1644: 43-44; Liedt-boeck 1677: 48; Kalff 1890: alleen in Stommen Ridder; Knuttel 1929: idem; Van Rijnbach 1944: 323.
Omvang: 24 verzen, zes strofen van 4 regels.
Versvorm: jambisch metrum met vier heffingen in de vzn. 1-2, drie in de vzn. 3-4.
Rijmschema: a a b b.
Melodie: Matter 1979, blz. 34, 241-243.
Varianten |
|
|
Groot Lied-boeck 1622 |
Stommen Ridder 1619 |
Liedt-boeck 1644 |
4 en Mensch |
en al |
en Mensch |
14 op menschen |
op den mensch |
op menschen |
- In Stommen Ridder wordt dit lied gezongen door Aardighe, Keysers Nicht. (zie ed.-Kruyskamp, Culemborg 1973, blz. 66). Het is een open vraag of deze tekst van het begin af tot dit spel heeft behoord, of dat het door Bredero in de zomer van 1618 toen hij Stommen Ridder voltooide, erin is opgenomen.
3 Wie yet meer wil verkiesen: Beter dan als bijv. bep. bij yet kan meer worden opgevat als bijw. bep. bij verkiesen, dus: in hoger mate; zie ook vs. 18. (+)
13 Want God is trou: Er zijn in het Oude en in het Nieuwe Testament talrijke plaatsen waarop dit vs. kan teruggaan: Psalm 2: 2; Psalm 24: 3; Psalm 117: 8; Psalm 144: 13. Voorts 1 Cor. 10: 13; 2 Cor. 1: 18.
14 Maer die hem op menschen betrout: Gezien het metrische karakter van dit lied is de variant uit Stommen Ridder: op den mensch bepaald beter.
16 En is vervloeckt bedrogen: Het gaat hier om méer dan een bijw. bep. van graad; men moet vervloeckt opvatten als: zó dat het tot zijn vervloeking leidt.