CLXXXII Aendachtigh Liedt
I: 575-578
Lied dat zich keert tegen standswaan en familietrots, die immers zinloos zijn wanneer de mens zelf tekortschiet.
Beginregel: Waen-wyse lieden, valsch van oordeel,
Vindplaatsen: Groot Lied-boeck 1622 III: 35-36, met illustratie; Liedt-boeck 1644: 52-53; Liedt-boeck 1677: 57-58; Kalff 1890: 541-543; Knuttel 1929: 279-281; Van Rijnbach 1944: 313-315.
Omvang: 72 verzen, acht strofen van 9 regels.
Versvorm: jambisch metrum met vier heffingen in de vzn. 1-4, twee in de vzn. 5-7, drie in vs. 8 en vijf in vs. 9. Omzettingen in de vzn. 11, 12, 28, 38, 47, 48, 56 en 57.
Rijmschema: a b a b c c c d d.
Melodie: Matter 1979, blz. 38, 231-233.
Varianten |
|
Groot Lied-boeck 1622 |
Liedt-boeck 1644 |
45 wenst |
wensch |
9 VVat nuttet sydy selven nar of sot: Het slot van deze eerste strofe bevat in de vorm van een retorische vraag al een algemene waarheid. Maar het zijn vooral de slotregels van enkele andere strofen (vs. 18, 54 en 63) die herinneren aan de klassieke sententiae: een algemene levenswijsheid, puntig geformuleerd.
31 hem selven went: Gezien de vzn. 37 en 45 moet men aannemen dat went bedoeld is als vorm van wennen, niet van wenden. (+)
38 Recht (alsmen seyt) van 't jonge rijs: Uit de woorden alsmen seyt blijkt dat men hier te maken heeft met een bekend spreekwoord. Het komt voor bij H.L. Spiegel, Janus Gruterus, Cats, De Brune e.a.
57 V hoogheyts staet haest kan verkeeren: Hoewel niet gemarkeerd door een ander lettertype, is Bredero's zinspreuk in dit lied toch een rederijkersrelict. Terwijl die zinspreuk meestal de erkenning inhoudt van de wisselvalligheid des levens, heeft ze in dit lied het karakter van een zedelijke waarschuwing.