Omvang: 114 verzen.
Versvorm: gepaard rijmende alexandrijnen met regelmatige cesuur, uitgezonderd in de vzn. 8 en 54. In vs. 36 omzetting van de vijfde jambe.
Rijmschema: a a b b c c enz. In de vzn. 11-14 twee staande rijmparen achtereen.
- Bruyd-lofs-Gedicht: De quasi-etymologische woordspeling in de titel kan erop wijzen dat dit bruiloftsgedicht vooral bedoeld is als een loflied op de bruid. Zie ook lied XXXVI.
- Nicolaas van Sitteren: De bruidegom was bijzonder rijk en woonde op de Nieuwezijds Voorburgwal, de bruid in de Nes, waar zij in 1592 was geboren. Bredero zal haar dus van jongsaf hebben gekend. De ondertrouw vond plaats op 16 september 1616. Zie Van Eeghen 1968b, blz. 154 en Memoriaal, blz. 149.
4 geluckelijck besluyt: tot een gelukkige afsluiting brengt.
8 Iehova: Ofschoon formeel niet uitgedrukt, is dit woord door z'n plaats in de zin, en bij voordracht ook door de intonatie, een genitief.
14 Dat d'Albestierder voert: In het voorafgaande vs. is geen onzijdig znw. waar Dat naar kan verwijzen. Over de vzn. 12-13 heen moet het verbonden worden met vs. 11: maer dat het is beleydt; dan kan Dat óf aansluiten bij het, ofwel samenvattend bij deze gehele vershelft.
17 u jonst was voor den tijd: uw liefde bestond al voor de tijd een aanvang nam, of vóor uw levenstijd begon; zie vz. 20-22. Vgl. ook lied CLXVIII, vs. 5-6. De gedachte dat de menselijke liefde is voorbestemd, m.a.w. dat de huwelijkskeuze niet afhankelijk is van toevallige factoren, past evenzeer in de platonische als in de christelijke levensvisie; zie lied XLVII, op Plato's Gastmaal geïnspireed (I: 183). Het denkbeeld had voor Bredero kennelijk een aantrekkelijke sfeer van plechtige ernst. Dit hele gedicht heeft trouwens veel meer een stichtelijke dan een feestelijke toon, maar het is zeer wel denkbaar dat de persoonlijke overtuiging van het bruidspaar of hun omstandigheden daarbij van invloed zijn geweest.
38 voeglyckheyt: bekoorlijkheid.
51 door 't luckich overkomen: De mogelijkheid dat luckich hier gewoon gelukkig betekent, is niet uitgesloten. Ten aanzien van overkomen is het problematisch of het accent ligt op over, dan wel op komen. In beide gevallen heeft men te maken met een aanvaardbare betekenis; óverkomen: van de ene plaats naar de andere gaan; vgl. WNT XI, kolom 1793; gezien vs. 62 past die bet. hier wel; bij overkómen zijn er verschillende mogelijkheden: gebeuren, te beurt vallen, wedervaren (idem, kolom 1796) en als gesubstantiveerde infinitief: gebeurtenis (idem, kolom 1798); en tenslotte: tot overeenstemming geraken, het eens worden (idem). De voorkeur gaat uit naar overkómen.
70 Niet anders als een bel!: Voor de overtuiging dat de mens, het menselijk leven, maar een luchtbel is (‘homo bulla’) zie ook lied CLXVI, vs. 10.