Varianten |
|
|
Groot Lied-boeck 1622 |
Geestigh L.B. 1621 |
Liedt-boeck 1644 |
13 woorden spitse |
woorden-spitse |
woorden-spitsige |
14 u |
uw' |
uw' |
18 inde daed |
inde daed |
inder daat |
1 Garbrande: De eigennaam in de aanhef, en opnieuw aan het slot (vs. 41) geeft dit lied een persoonlijke, autobiografische betekenis.
2 So lieft uyt liefd' den lieven God met lust: De l-alliteratie in dit vs. wordt al ingezet in leven (vs. 1) en nog voortgezet in lien (vs. 3) maar het effect ervan is minder sterk dan dat van de herhaling, drievoudig, van de term lief. Een vergelijkbaar geval doet zich voor in vs. 6.
4 Die meer op elck als op haer selven sien: De tegenstelling tussen elck (iedereen) en haer selven (zichzelf) is in dit lied de eerste van een hele reeks: Armoe (vs. 7) en rijcken overvloed (vs. 8); lang (vs. 9) en snel (idem); vrund of vyand (vs. 12); de suyvere Schrift (vs. 15) en kloeckaerts kunst (vs. 16); Mont-wetenschap (vs. 17) en Hartswijsheyd (vs. 18); Wat dat ghy waert, wat dat ghy word (vs. 22); u self (vs. 25) en een ander (idem); uyt (vs. 28) en in (idem).
15 leest de suyvere Schrift: Terwijl de dichter zich verzet tegen allerlei menselijke waan, pleit hij voor het lezen van de bijbel. Door de tweevoudige omzetting op een zo ongewone plaats (derde en vierde jambe) ontstaat er een haast pathetische nadruk.
30 Dijn Tempel Gods: Deze aanduiding van het menselijk lichaam is een ontlening aan 1 Kor. 6:19: Of weet ghy niet, dat uwe lichaem is een Tempel des heylighen Gheests. Inzake de vzn. 29-32 en 37-40 van dit lied verwijst Van der Meulen 1951, blz. 292 naar Coornherts Comedie van Israel.
38 Sulck kercke-slaen, en heyligh stormery: Door aan de strijd tegen de afgoderij van allerlei aardse gewoonten en begeerten de naam te geven van een christelijke beeldenstorm waar iedereen toe gerechtigd is, verwijst het lied naar de beeldenstorm uit augustus 1566, die dus stilzwijgend als ónchristelijk wordt veroordeeld en waartoe niemand gerechtigd is geweest.