CXLIII Liedt
I: 474-475
Amoureus lied in rederijkerstrant; nl. middenrijm, woordspeling, inzet slotstrofe.
Beginregel: Hou, Herder slecht//waar treckt de loop dus heen?
Vindplaatsen: Groot Lied-boeck 1622 II: 86; Kalff 1890: 478-479; Knuttel 1929: 26-27; Van Rijnbach 1944: 253-254.
Omvang: 32 verzen, acht strofen van 4 regels.
Versvorm: vijfvoetige jamben, maar door het middenrijm in feite telkens twee jamben plus drie jamben. Omzettingen in de vzn. 4, 8, 10, 22 en 32.
Rijmschema: (a) b (a) b (c) d (c) d.
Melodie: Matter 1979, blz. 130.
2 oprecht: Het is niet mogelijk te beslissen of dit woord een achtergeplaatste bijv. bep. is bij Liefst, dan wel een bijw. bep. bij te Offren. Gezien de geleding na het middenrijm en als parallel aan de zinsconstructie in vs. 1 ligt de opvatting van achtergepl. bijv. bep. het meest voor de hand.
13 Garen Brandt: Deze woordspeling op Bredero's voornaam is behalve een soort waarmerk tevens een rederijkersrelict, en misschien een teken van het autobiografische gehalte van dit lied.
18 myn trots begeer: mijn fier verlangen. Het woord trots impliceert in dit geval het bewustzijn bij de dichter, dat hij iets begeert boven zijn stand; zie ook de vzn. 20 en 21.
23 Maar niet dat ghy: Deze elliptische zin kan moeilijk worden aangevuld met gedeelten van de vorige of de volgende zin; alleen krachtens de tegenstelling is het mogelijk te begrijpen wat er bedoeld moet zijn. Aangezien ook het tweevoudige Maar/maer in dit vs. - en met vs. 21 erbij zelfs drievoudig - weinig fraai is, dringt de gedachte zich op dat de eerste helft van vs. 23 corrupt zal zijn. Misschien stond er in het hs. Meen (of Waan) niet dat ghy; ook dan is de zin natuurlijk nog elliptisch, maar binnen het geheel toch iets begrijpelijker: Denk in elk geval niet dat jij mij zult moeten ontzien (eren), nee, ik zal het jou doen.
28 brand': liefdesbegeerte; toespeling op vs. 13.
29 Princes: Ofschoon aanspreekvorm van de geliefde - ook reeds in vs. 27 - sluit deze term als aanhef van de slotstrofe ook aan bij de rederijkerstraditie. Gezien het woord Herder (vs. 1) kan men ook denken dat Princes hier Granida bedoelt en dat dit lied aansluit bij de andere Granida-liederen.
te hooch: Niet enkel onbereikbaar, maar kennelijk onbereikbaar vanwege de hogere stand van het meisje.