CXLII Amoureus-Liedeken
I: 470-473
Liefdeslied, bewerkt naar een frans origineel. Het lied maakt deel uit van een novelle, en wordt daar gezongen door een ridder voor een schone maar hardvochtige jonkvrouw. Zie Vertaalde Gedichten (ed.-Keersmaekers 's-Gravenhage 1981) blz. 216-223.
Beginregel: De Liefd' die myn begeert beveelt
Vindplaatsen: Tragische Historien, deel IV (1612; alleen bekend in drukken van 1646 en 1650): Groot Lied-boeck 1622 II: 85-86; Kalff 1890: 475-478; Knuttel 1929: 173-175; Van Rijnbach 1944: 251-253.
Omvang: 78 verzen, dertien strofen van 6 regels.
Versvorm: jambisch metrum, met vier heffingen in de vzn. 1-2 en 4-5; drie heffingen in vs. 3 en 6.
Rijmschema: a a b c c b.
Melodie: Matter 1979, blz. 41, 54.
Varianten |
|
Groot Lied-Boeck 1622 |
Trag. Historien |
1 verveelt |
beveelt |
3 van myns |
mijns (alleen 1650) |
5 smert |
smelt (alleen 1650) |
10 sterft |
streeft |
33 ws |
uws |
42 Van |
Was |
46 het zitt'ren staech |
het staech |
51 yvrich |
yverich |
54 genaecke |
genaecken |
76 Want |
Wat |
10 het queelt, het sterft daar heen: het kwijnt weg, tot het sterven toe. De opeenvolging van queelt en sterft geeft een zo duidelijke climax aan, dat de variant streeft in Trag. Hist. niet anders dan corrupt kan zijn.
43 Mahometisch: Mohammedaans, van de Moren; de historie waarin dit lied is opgenomen, speelt zich af in het middeleeuwse Spanje.
65 singen dese wijs: Het dreigen met een schimplied en met een bestraffend grafschrift komt bij Bredero ook voor in lied CXXIV, vs. 23-32 (I: 413), en later o.a. bij Cats in de Trouringh (Dordrecht 1637): Hollands Trou-bedrogh onlanghs voor-gevallen, vs. 33-48.
73 Maer Gods wil enz.: In deze laatste strofe krijgt God - of de Fortuin - de schuld van het niet-slagen van de gewenste liefdesverhouding, dit om de geliefde jonkvrouw dienaangaande onschuldig te kunnen achten.