22 Om dat sy dede enz.: Het werd ongepast geacht dat in enige liefdesverhouding het initiatief uitging van het meisje.
37 Terwijl: omdat, aangezien; vgl. WNT XVI, kolom 1703.
50 Hoe Pallas ons vervolght met den beslanghden schilt: Over de griekse godin Pallas Athena (lat. Minerva) schrijft Van Mander uitvoerig in Het vijfde Boeck (ed.-1616, folio 37b-38b). Zij was de godin van de wijsheid, maar ook van de strijd. Van Mander zegt: ‘'t Gorgonen of Medusae geslangde hooft droegh sy in haren Schilt.’ (folio 38a).
54 maer maecken ons verdacht: Bedoeld is maecken als een infinitief met samentrekking van te (vs. 53). Na de inleidende hoofdzin Ten is haer niet genoegh, wijst de tegenstellende verbinding met maer op datgene wat haar wél genoeg is, nl. de goden af te lokken van de dienst aan Venus en Cupido.
61 den Boef Mercurium: In zijn hoofdstuk over Mercurius, in Het eerste Boeck (ed.-1616, folio 8a - 9a) schrijft Van Mander o.a. ‘Hy was gehouden den bode van Iuppiter, en seer behendich dief te wesen’ (folio 8a); en ook: ‘Eyndlijck hy wert gheheeten oock den Godt der Dieven, als Homerus in zijn God-lof-sanghen seght:
Dees eer u sullen doen de menschen, dat nae desen
Van alle Dieven ghy sult eeuwich Heere wesen.’ (folio 8b)
67 in zyn fleur: in de bloei van zijn jeugd.
72 versien, getempert, en verstaelt: verzorgd, door verhitting en afkoeling gereed gemaakt en van een stalen punt voorzien. Zie ook vs. 162.
73 Dat Pallas hem beschut: De drie zinnen met aanvoegende wijs in de vzn. 73-76 drukken een naar Venus' mening zinloze onmogelijkheid uit: Laat Pallas maar proberen hem te beschutten, toch...
78 inde mislach vande Son: Ovidius verhaalt in zijn Metamorfosen, boek I, dat de riviernimf Dafne, op wie Apollo verliefd was geraakt en die door hem werd achtervolgd, al vluchtende Zeus bad om uitkomst. Deze veranderde haar toen in een laurier.
80 smaedelijck: smaad toebrengend, verachting uitdrukkend.
81 Myn kroese bloed is my uyt myn teentjen geronnen: Met z'n omzetting van de vierde en de vijfde jambe is dit vs. in ritmisch opzicht éen van de opmerkelijkste in dit gedicht. De antimetrie versterkt suggestief de mededeling van wat er in het lichaam gebeurde en heeft dus een klankschilderend effect.
82 yvrigh: driftig, zich heftig inspannend.
85 den bitsen Nijt: de vinnige afgunst, de bijtende jaloezie.
95 En heeft zyn hart, zyn ziel enz.: De gehele reeks versregels 95-100 wordt gekenmerkt door assonantie: de gedekte a (vier maal), de oo-klank (vier maal), de gedekte o (vijf maal) en de i-klank (zes maal).
97 de Vooghdes: de gebiedster, de heerseres, uiteraard de bruid.
99 door tint'len vande Sonne: door het schitteren van de ogen.