9 De Nevel en de Mis, de dagheraat verjoech: De inhoud van de gehele strofe maakt duidelijk dat Nevel en Mis hier het onderwerp zijn en dagheraat het lijdend vw.; de enkelvoudige werkwoordvorm verjoech is min of meer storend; en dit is nog sterker het geval in vs. 10: sloegh, aangezien daar het onderwerp Dampen en duysternis zelfs met een meervoud begint.
11 Het aarderijck enz.: In de beschrijving van de chaotische toestand waarin de natuur verkeerde voordat de geliefde gelijk een zon verscheen, gebruikt Bredero gegevens zowel uit Genesis als uit Ovidius (Metam. I).
24 En waar ghy gingt of stond quam enz.: Toespeling op een elegie van Clément Marot (1495-1544) door Roemer Visscher vertaald:
En waer ghy op 't veldt u voetgens gaet setten,
Daer wassen rooskens en violetten.
Zie hieromtrent Muller 1930, blz. 176.
26 Die stelden haar ter zeet: Aangezien De Wyde lucht het onderwerp is, zal stelden een spellingvariant zijn van stelde: maakte zich op. (+)
29 bevreest: Niet zo maar vol eerbied, maar bevreesd zich te vermengen met het stoffelijke, aardse lichaam. (+)
39 Drie Roemers dronck ick uyt: Door de afwijkende zetwijze van Roemers in 1622 wordt de suggestie gewekt dat er een toespeling is bedoeld; het is echter niet mogelijk die te achterhalen. Drie is een magisch getal, maar of dat het feit hier een rol speelt, is even duister als de mogelijkheid dat de drie dochters van Roemer Visscher bedoeld zouden zijn.