CXXXIII Een Liedt
I: 440-441
Nachtelijk afscheidslied van een afkerige en nu slapende geliefde. Het lied behoort tot de eenvoudigste en zangerigste uit Bredero's werk.
Beginregel: Ay Gulde Maan hout op u jacht
Vindplaatsen: Groot Lied-boeck 1622 II: 66; Kalff 1890: 455-456; Knuttel 1929: 154; Van Rijnbach 1944: 231-232.
Omvang: 28 verzen, zeven strofen van 4 regels.
Versvorm: jambisch metrum met vier heffingen in vs. 1 en 2, drie in vs. 3 en 4.
Rijmschema: a a b b.
Melodie: Matter 1979, blz. 243.
1 hout op u jacht: Volgens WNT IX, eerste stuk, kolom 73, heeft jacht ook de bet. van gespan, bijvoorbeeld van paarden. Bredero kan dit hebben ontleend aan Van Mander, die in zijn hoofdstuk van Luna, oft de Mane (in Het sevende Boeck; ed. 1616, folio 57a) opmerkt dat ‘Ovidius in sijn eerste Boeck vande ghenesinghe der liefden’, haar twee witte paarden geeft, ‘seggende:
De Mane, so sy plagh, zal in den loop volheerden,
Op haren Waghen schoon, en met haer witte Peerden’.
De betekenis van dit vs. is dan: breng uw gespan tot stilstand. (+)