CXIV Eenicheydt is Armoedt
I: 385-386
Speels moraliserend lied over de zinledigheid van macht, rijkdom, schoonheid en roem indien men des nachts moet slapen in een eenzaam bed.
Beginregel: Wat baat u de voochdy van Landen en van Steen?
Vindplaatsen: Geestigh Liedt-Boecxken 1621: 165-167; Groot Lied-boeck 1622 II: 46; Liedt-boeck 1644: 24; Liedt-boeck 1677: 28; Kalff 1890: 420-421; Knuttel 1929: 189; Van Rijnbach 1944: 203-204.
Omvang: 28 verzen, zeven strofen van 4 regels.
Versvorm: alexandrijnen met steeds staand rijm en met betrekkelijk weinig metrische variaties, voornamelijk onderbetoningen; er is geregeld een cesuur na de zesde syllabe (met uitzondering van vs. 17 en vs. 22). Afwijkende metrische structuur in vs. 26b.
Rijmschema: a a b b. Doordat vs. 4 in iedere strofe een identieke refreinregel is, zijn alle rijmen b gelijk; maar het rijmwoord in het derde vs. is telkens anders.
Melodie: Matter 1979, blz. 24.
Varianten |
|
|
Groot Lied-boeck 1622 |
Geestigh L.B. 1621 |
Liedt-boeck 1644 |
9 myl |
myl |
muyl |
25 alle de |
al de |
al de |
5 der Joff'ren blanck en bly: Zoals zo vaak in zijn alexandrijnen heeft Bredero ook in dit lied gebruik gemaakt van suggestieve alliteraties en assonanties. Behalve in vs. 5 (blanck-bly) komen alliteraties voor in de vzn. 6, 7, 9, 15, 18, 22 en 25-26. Assonanties vindt men in de vzn. 6, 13-14 (waardoor er een soort dubbelrijm ontstaat), 17, 19, 22, 23, en 25-28. In de slotstrofe komt de korte a elf keer voor, waarvan zeven keer in een beklemtoonde, vier keer in een zwak beklemtoonde lettergreep. Het is trouwens opmerkelijk hoe vaak de a- en de aa-klank in dit gedicht aanwezig zijn, al wordt dit mede veroorzaakt door de gelijke inzet van de strofen en door de gelijke refreinregel.
15 lust: niet ‘genoegen, vermaak’, maar begeerte (naar lekker eten en drinken), trek. (B)