CIX Amoureus-Liedt
I: 371-373
Liefdeslied voor een mooi, arm en blijkbaar weinig toeschietelijk meisje.
Beginregel: Soo haest als ick u (lief) aen sach
Vindplaatsen: Groot Lied-boeck 1622 II: 40-41, met illustratie; Kalff 1890: 414-415; Knuttel 1929: 80-81; Van Rijnbach 1944: 197-198.
Omvang: 40 verzen, acht strofen van 5 regels.
Versvorm: jambisch metrum met vier heffingen in de vzn. 1, 3 en 4, drie in de vzn. 2 en 5.
Rijmschema: a b a a b.
Melodie: Matter 1979, blz. 41.
5 O wonderlijcke Minne: Dit vs. is een uitroep van verwondering over de tegenstrijdigheid van de liefde, die nl. tegelijk vreucht en geclach (vs. 4) teweegbrengt. Het is opmerkelijk, dat de slotregel van de eerste t/m de vijfde strofen steeds de term wonderbevatten. Zie bovendien de vzn. 21, 23, 28 en 33.
7 k'Sach van boven tot onder: Al heeft ook dit vs. zes syllaben, het valt met z'n twee trocheeën geheel uit de jambische maat. Het is in dit opzicht zó zeer een uitzondering, dat men geneigd is aan een corrupte lezing te denken, maar een verantwoorde emendatie ligt niet voor de hand.
30 Dees alte wreede saecken: Dit vs. moet onderwerp zijn bij behaaght (vs. 29); er zal dus wel saecke als enkelvoud zijn bedoeld, mogelijk met een toegevoegde -n terwille van het rijm.
36 Princesse: Ofschoon hier een vocatief, gericht tot de geliefde, is deze term in de aanhef van de slotstrofe tevens een rederijkersrelict; het lied heeft overigens geen rederijkselementen.