CI Amoureus-Liedtjen
I: 351-353
Klaaglied van een verleid en in de steek gelaten meisje dat haar minnaar steeds trouw is geweest en hem álles heeft toegestaan.
Beginregel: O Valschen droch vol droch vol loch, vol ongetrou beloven,
Vindplaatsen: GrootLied-boeck 1622 II: 31-32; Kalff 1890: 401-402; Knuttel 1929: 193-194; Van Rijnbach 1944: 187-188.
Omvang: 40 verzen, tien strofen van 4 regels.
Versvorm: jambisch metrum met zeven heffingen, maar gezien de middenrijmen eerder een reeks van twee plus twee plus drie heffingen.
Rijmschema: (a) (a) b (c) (c) b (d) (d) e (f) (f) e.
Melodie: Matter 1979, blz. 148-152.
11 stijf: Ofschoon dit woord een achtergeplaatste bijv. bep. bij aenschijn zou kunnen zijn, verdient de opvatting als bijw. bep. bij aenschouden de voorkeur: onafgewend, strak. Zie WNT XV, kolom 1611.
16 Mijn Borsjes ront enz.: Met schijfjes als lijd. vw. bij verschickte ghy zal Borsjes moeten worden gezien als meew. vw., ongeveer met de betekenis: En wat mijn ronde, stevige en gezonde borstjes betreft, daarvan bewoog je de tepel heen en weer. De binnen het zinsverband eveneens aanwezige mogelijkheid dat met schijfjes niet een lichaamsdeel maar een kledingstuk wordt bedoeld, vindt in de toenmalige vrouwenmode niet voldoende steun. Vgl. Der Kinderen 1950, blz. 46 en 110-114.
Dat schijfjes in het Middelnederlands gebruikt is in de bet. van borstjes, lijdt geen twijfel. In het Testament Rhetoricael van de brugse rederijker Eduard de Dene komt het tenminste driemaal aldus voor. Ofschoon Bredero dit omvangrijke, vóór de jaren 1975-1979 nooit uitgegeven dichtwerk onmogelijk kan hebben gekend, is het parallelle woordgebruik opmerkelijk; men moet, zo adviseert De Dene, voor de ‘nijders’