dichter zelf aan het woord geweest, naar men mag aannemen op deze bruiloft in eigen persoon. Wat er in de vzn. 19-23 vermeld wordt over licht en geluid, maakt de indruk toen ook vertóond te zijn als begeleidingsverschijnselen bij de komst van Jupiter. Van vs. 24b af tot en met vs. 40 spreekt deze oppergod, die wel in een fraai gewaad zal zijn opgetreden. En blijkbaar kwam hij niet alleen: er was een hofstoet ('t heylich Choor der Hemel Vorsten; vs. 26), mogelijk bestaande uit de vier godenfiguren die later nog aan het woord komen; en bovendien werd hij begeleid door zijn schenker Ganymedes (vs. 31) als zwijgende personage, die echter tot taak had zijn ambt ook aan dit feestmaal uit te oefenen. Indien hij dit gezelschap even snel weer heeft verlaten als Jupiter (vs. 39a), moet het schenken beperkt zijn gebleven tot de glazen van het bruidspaar en van de oppergod (vs. 34-36). Maar misschien bleef Ganymedes in functie gedurende het gehele gedicht.
25 der bester: van de beste dichters, namelijk degenen die door de god worden geïnspireerd.
26 der Hemel Vorsten: De achternaam van de bruidegom was uiteraard een uitnodiging tot het maken van woordspelingen. Dat die ook hier bedoeld is, blijkt uit het afwijkende lettertype.
39 Mijn Dochter! lief komt nader: De vzn. 39b-40 zijn geen mededelende maar gebiedende zinnen, en de inzet is geen onderwerp maar aangesproken persoon, getuige ook de vorm u eygben Heer (vs. 40). Daarom verdient een gewijzigde interpunctie de voorkeur: Mijn Dochterlief!
41 Zalige IONGE-LIEN enz.: Het lijkt vreemd dat Pallas Athene, de griekse godin van de wijsheid, nu bruid en bruidegom prijst omdat zij hun huwelijk beginnen met GOD, blijkens de drie hoofdletters bepaaldelijk de christelijke god. Maar nog afgezien van het spelkarakter van dit gedicht, ging het hele gebruik van de klassieke godennamen tijdens de renaissance niet dieper dan wat glinsterend vernis; de godsdienstige overtuiging, in dit geval de protestantse, kwam niet in het gedrang.
46 En doet u naasten als ghy vvilt datmen u doet: Deze ‘gulden regel’, evenzeer klassiek als christelijk (zie Apollo vs. 230) is in dit geval positief geformuleerd; de meer bekende negatieve formulering is te vinden in het enige stukje handschrift dat met zekerheid van Bredero afkomstig is; zie Memoriaal, blz. 165.
47 En schuvvt de eerste saak: vermijd de eerste oorzaak, de eerste aanleiding.
51 Maer of het Avontuur enz.: Hier verliest het betoog van Athene z'n christelijke inhoud om plaats te maken voor een zuiver stoïcijnse strekking.
60 Senecam zyn brave brieven: In 1562 had Coornhert een Seneca-vertaling uitgegeven: Van den weldaden. Een nederlandse vertaling van de brieven van Seneca is echter pas in 1654 verschenen. De prijzende vermelding in dit vs. bewijst dat Bredero er meer dan oppervlakkig mee bekend is, denkelijk dank zij