LXXXVII
I: 307-310
Lyrisch liefdeslied ter ere van de grote geestelijke en fysieke kwaliteiten van een meisje dat niet geneigd is te huwen, althans niet met de ik-figuur, maar dat misschien eens een ander zal nemen om zijn geld. Het lied heeft geen titel.
Beginregel: Mocht ick de Goude Zaalen
Vindplaatsen: Groot Lied-boeck 1622 II: 8-11 (foutief voor 8-10; de cijfers 10 en 11 zijn verwisseld); Kalff 1890: 377-379; Knuttel 1929: 230-232; Van Rijnbach 1944: 164-166.
Omvang: 96 verzen, zes strofen van 16 regels.
Versvorm: overwegend jambisch metrum met drie heffingen waarvan vaak twee dominant; in de slotregel van elke strofe zes heffingen.
Rijmschema: a a a b a a a b c c c c d d d c.
Melodie: Matter 1979, blz. 136-138.
1 De Goude Zaalen: de opperste hemel, het empyreum, de plaats van het stralende vuur, ook het verblijf van de goden. Zie lied XVII, vs. 14.
3 En dat my: De bijzin sluit aan bij de wensende hoofdzin (vs. 1-2); dat heeft de bet. van: als; zie ook Spaanschen Brabander, vs. 669.
6 Met Fackelen, met straalen: met stralende fakkels, hendiadys, evenzo in vs. 7: met pralende pronkerij.
9 Sol: in de romeinse mythologie de god van de zon, geheel vereenzelvigd met gr. Helios; schijn: schittering.
10 Jupijn: In de romeinse mythologie de oppergod, Jupiter, geheel vereenzelvigd met de gr. oppergod Zeus. Zijn attribuut is de bliksem. Zie Van Mander, ed. 1616, folio 5.
12 aldernaast aan mijn: de eerste na mij in rangorde. (+)
16 Van Jove: ablatief na Van, dus: van Jupiter.
30 haer crachten: hun geweld, nl. dat van de drachten vreesen, wanhoop en ghevaar (vs. 27-29).
32 'tclaar verstant van haar: De geliefde is steeds aangeduid met de vorm van de tweede persoon (vs. 5 u; vs. 11 Ghy, enz.). In vs. 32 echter begint een passage met het voornaamwoord in de derde persoon. Blijkbaar spreekt de dichter hier over de verheven godin van de wijsheid, op wie de aardse geliefde sterk blijkt te gelijken, mede omdat ook zij maagd wil blijven. De wending naar het aardse meisje ligt bij vs. 41; de vzn. 42 en 48 hebben weer u.
37 Voochdesse der Goddinnen: Heerseres of leidster van de Muzen, de negen halfgodinnen van de kunsten en wetenschappen, in de gr. mythologie onder leiding van Apollo. De verbinding van de Muzen met Pallas Athene is niet