LXXXI Liedeken
I: 289-290
Amoureus gedicht in rederijkersstijl, met elementen van het volkslied.
Beginregel: Schoon Eerbaer Maeght, gepresen,
Vindplaatsen: Geestigh Liedt-Boecxken 1621: 221-224; Groot Lied-boeck 1622: 110; Kalff 1890: 366-367; Knuttel 1929: 38; Van Rijnbach 1944: 153-154.
Omvang: 42 verzen, zeven strofen van 6 regels.
Versvorm: overwegend jambisch metrum met drie heffingen, behalve in vs. 5 van elke strofe dat tweemaal twee heffingen heeft.
Rijmschema: a b a b (c) c b.
Melodie: Matter 1979, blz. 125, 126.
Varianten |
|
Groot Lied-boeck 1622 |
Geestigh Liedt-Boecxken 1621 |
21 een'ge |
eenich |
36 de geen |
die geen |