LXXX Aen Ian Iacobsz Visscher,
Schilder en Glaes-Schryver
I: 285-288
Gelegenheidsgedicht, gewijd aan de moeilijkheden in de rederijkerskamer De Eglantier.
Beginregel: V vraegh ontfaen, gesien, bedacht,
Vindplaatsen: Groot Lied-boeck 1622: 108-109; Kalff 1890: 364-366; Knuttel 1929: 413-414; Van Rijnbach 1944: 151-153.
Omvang: 54 verzen, negen strofen van 6 regels, voorafgegaan door 5 regels als opdracht en besloten door 4 plus 5 regels als conclusie en naschrift.
Versvorm: jambisch metrum met vier heffingen.
Rijmschema: a a b c c b.
Melodie: Matter 1979, blz. 128-129.
- Ian Iacobsz. Visscher: Uit de tekst blijkt dat Visscher, evenals Bredero, lid was van D'Eglantier; ze waren bovendien beiden schilder. Maar over Visscher is verder niets bekend.
- Rusland: Korte straat tussen Oudezijds Voorburgwal en Kloveniersburgwal, dus in het hartje van Amsterdam, dicht bij de huizen waar Bredero heeft gewoond. Zijn vader bezat bovendien sinds 6 januari 1594 een huis op de toenmalige Ooster-achter-burgwal, nabij het Rusland. (Zie Memoriaal, blz. 52). Het Rusland dankt zijn naam niet aan biezen die er groeiden (Rusch; Juncus communis), evenmin aan het oost-europese rijk, maar ‘aan een persoon, die in de middeleeuwen in Amsterdam woonde: in 1430 lag daar ter plaatse nl. de Willem Ruusschentuin; later ontmoet men de naam 't Ruyssenlandt, 't Russeland en reeds in 1565 't Rusland.’ (Wijnman 1971).
- stil: Waarschijnlijk een achtergeplaatste bijv. bep. bij Rusland, maar het kan ook een bijw. bep. zijn bij Leyd.