LXVI Liedeken
I: 249-253
Lyrisch-beschouwend gedicht in direkte rede over de perikelen van de huwelijkskeuze. De strofen zijn paarsgewijze elkaars tegendelen: strofe 3 en 4: arm-rijk; strofe 5 en 6: knap-lelijk; strofe 7 en 8: oud-jong; strofe 9 en 10: kwaadaardig-deugdzaam.
Beginregel: Mocht ick verwerven 't geen ick wouw,
Vindplaatsen: Geestigh Liedt-Boecxken 1621: 144-148; Groot Lied-boeck 1622: 94 en II: 62; Liedt-boeck 1644: 19; Liedt-boeck 1677: 23-24; Kalff 1890: 344-345 en 448-449; Knuttel 1929: 100-101; Van Rijnbach 1944: 226-227.
Omvang: 55 verzen, elf strofen van 5 regels.
Versvorm: jambisch metrum met vier heffingen in de vzn. 1, 3 en 4, en drie heffingen in de vzn. 2 en 5. De omzettingen betreffen voornamelijk de eerste jambe; vs. 1, 5, 10, 11 enz. Sterker afwijkingen in de vzn. 8 en 43.
Rijmschema: a b a a b.
Melodie: Matter 1979, blz. 190, 192, 193.
Varianten |
|
|
|
Groot Lb 1622 |
Groot Lb. 1622 II |
Geestigh LB 1621 |
Liedt-boeck 1644 |
2 gevil |
geviel |
gevil |
gevil |
16 een |
een |
een |
mijn |
28 my |
my |
my |
mijn |
32 veur |
voor |
voor |
voor |
8 Dat mijn arme geneghentheyd: Het emotioneel geladen woord arme krijgt bijzondere nadruk doordat het in een ritmische omzetting staat. In vs. 7 heeft soo al een overbetoning, waardoor er drie klemtonen na elkaar hoorbaar zijn: hart soo seer. In vs. 8 zijn direkt hierna de eerste twee syllaben zwak beklemtoond (zij het niet volstrekt klemtoonloos, zoals de vierde en vijfde syllabe: - me ge-). De ritmische structuur van vs. 8 bestaat dus hierin dat de vier jamben gevarieerd zijn tot: een onderbetoonde trochee, een krachtige trochee, en dan twee jamben. Door het op elkaar volgen van twee dalingen ontstaat er middenin het vers een zekere versnelling die men expressief kan achten als uitdrukking van de geëmotioneerdheid.
14 Maer sonder eenigh haef of goed: De als vanzelfsprekend gemaakte opmerking dat een meisje zonder geld geen aanvaardbare huwelijkskandidaat is, contrasteert met het in Bredero's liederen zo vaak aanwezige verwijt dat men bij huwelijken minder let op de liefde dan op het geld. Des te meer reden om aan een lied als dit geen enkele autobiografische waarde toe te kennen. Zie echter vs. 26.