1 Ick moet met sangh vertalen enz.: Ofschoon er in de betekenis van de vzn. 1 en 2 geen problemen zijn, is de zinsconstructie allerminst doorzichtig. Men kan denken aan twee asyndetisch verbonden hoofdzinnen met samentrekking van onderwerp en hulpwerkwoord, dus Ick moet afmalen; maar ook vertalen = vertolken vraagt een lijdend vw., dus met samentrekking De Min myns jeughd, en de plaatsing daarvan, eerst achter het gezegde, daarna op de normale plaats ervóor, is wel storend. Mogelijk is het beter met sangh vertalen in z'n geheel op te vatten als bijw. bepaling; maar het bezwaar is hier, dat het neologisme zangvertalen als samenstelling van een substantief en een gesubstantiveerde infinititief hoogst ongewoon is. Misschien moet men bij vertalen denken aan het gebruik als tegenwoordig deelwoord, zoals dat in het Middelnederlands en zelfs nog in het Vlaams van Gezelle te vinden is; dus: in zang vertalende, in liederen vertolkende. Zie ook lied LXXV vs. 43 en LXXVII vs. 20. (+)
2 myns jeugd: Een gelijke verbinding van een vnw. in de tweede naamval op -s en een vrouwelijk znw. vindt men in lied LIX, vs. 25; zie aldaar.
7 onthalen: Indien er een onv. verl. tijd is bedoeld, dus zoals ontstalen (vs. 6) en haten (= haatte; vs. 8), is er alleen een spellingvariant. Maar misschien is er afwisseling van praesens en imperfectum, om daarna uit te drukken dat het proces nog steeds voortduurt.
8 Sonder dat sy my haten: maar het was niet uit haat dat zij dit alles deed.
16 brochten: De hele eerste strofe spreekt over de gevoelens en het gedrag van de jonkman vóordat hij met het meisje had kennis gemaakt; dat gebeurt pas in de tweede strofe. Het is dus beter brochten niet te zien als meerv. en aan te vullen met wij, maar als enkelvoud, behorende bij ick (vs. 15), waar ook gebruyckten staat; de slot-n is misleidend. (+)
57 Soo minnelijck vol vreden: Na dit vs. denke men een punt; het zinscomplex dat inzet met vs. 52, sluit hier af; het volgende zinscomplex omvat de vzn. 58-61. Ook dáar denke men dus een punt.
63 spyt: ergernis, wrevel.
85 rou: verdriet, bedroefdheid.
96 en veracht het Geld: De bedreiging van de spontane liefde door het geld, d.w.z. doordat het meisje meest op aandrang van haar familie een pretendent aanvaardt alleen vanwege zijn rijkdom, is in Bredero's liederen een telkens terugkerend thema.
98 hen: Deze meervoudsvorm wijst terug naar mennich (vs. 97).