XLI Liedt
I: 167-168
Min of meer moraliserend gedicht met sterke rederijkerstrekken, over tegenstrijdigheden in de liefde.
Beginregel: Lichtvaerdige Minne neemt u afscheyt,
Vindplaatsen: Groot Lied-boeck 1622: 58-59; Kalff 1890: 294; Knuttel 1929: 34-35; Van Rijnbach 1944: 94.
Omvang: 30 verzen, zes strofen van 5 regels.
Versvorm: vierheffingsmetrum in de vzn. 1, 2 en 4, maar in vs. 4 vanwege het binnenrijm eerder tweemaal twee jamben; drieheffingsmetrum, overwegend jambisch, in de vzn. 3 en 5.
Rijmschema: a a b (a) a b.
Melodie: Matter 1979, blz. 88-90.
13 met beven: Het is niet uit te maken of deze bijw. bep. bij bemint worden in feite verwijst naar de ik-figuur of naar het meisje, de ander; waarschijnlijk wel deze laatste. In dat geval zal met beven de bet. hebben: met heftig verlangen, of in angstige onzekerheid.
14 Mijn liefde wint eer haer begint: Er zijn hier twee problemen: wat voor soort ww. is wint, en hoe moet men haer opvatten? De vorm wint te lezen als windt heeft geen zin; maar wint te zien als een ww. zonder lijd. vw. is niet onmogelijk; het Nederlands kent zinnen als: Dat boek wint bij herlezing, dus met de bet. stijgt in waarde, wordt beter, krachtiger. Er is in zulke zinnen steeds een tijdsfactor, en aangezien die er in dit vs. ook is (eer), kan men wint aldus interpreteren. In de bijzin eer haer begint zal haer het ond. moeten zijn; haer zal dan door samentrekking verbonden zijn met Mijn liefde, en dus haer liefde betekenen. Ofschoon het moderne Ned. in zo'n geval enkel de hare gebruikt, kent de 17de eeuw ook de constructie met haer, vgl. Van der Veen 1905, blz. 53-54, met talrijke voorbeelden, en Weijnen 1965, blz. 71
15 Die mijn verkort het leven: Het betr. vnw. Die wijst terug op haer (vs. 14) en daaroverheen op het meisje, een dochter (vs. 12), en kennelijk niet op een ander (vs. 13). De vzn. 14-15 moeten betekenen: Mijn liefde neemt toe, nog voordat er liefde ontstaat bij haar die mij (door haar afkerigheid) het leven verkort.