XLII Nieuw Liedeken
I: 169-170
Min of meer moraliserend gedicht met sterke rederijkerstrekken, over de vrouwelijke onstandvastigheid in de liefde. Van de derde strofe af richt de minnaar zich in direkte rede tot de ontrouwe geliefde.
Beginregel: Wat last is liefd'//ja recht een sware last
Vindplaatsen: Groot Lied-boeck 1622: 59-60; Kalff 1890: 295-296; Knuttel 1929: 45-46; Van Rijnbach 1944: 94-95.
Omvang: 42 verzen, zeven strofen van 6 regels.
Versvorm: wisselend metrum, overwegend alternerend.
Rijmschema: (a) b (a) b (c) c d (d) d c, dus midden- en binnenrijm in vier van de zes verzen.
Melodie: Matter 1979, blz. 92-93.
2 dit spreeckwoort: Deze term moet hier een ruimer betekenis hebben dan die van vaste volksuitdrukking. Immers noch Tuinman, noch Harrebomée, noch Stoett vermeldt een spreekwoord als Liefde is een last; en in het WNT vindt men het zo min bij last als bij liefde. Maar Dirc Potter schrijft in Der minnen loep, I vs. 207: Minne is een lastelic goet.
21 om 't goet: Het motief van liefde-om-geld, van huwelijk-om-geld, en het afbreken van een verhouding omdat de minaar arm is, komt in Bredero's liederen herhaaldelijk voor.
25 U Mins ghedaant: Volgens WNT IV, kolom 551 betekent gedaante vergezeld van een bepalend znw. in den 2den nv. een gezindheid die men veinst te hebben. De verklaring moet dus zijn: Uw geveinsde liefde; of: Uw liefde die maar geveinsd was. (+)
26 Vergheefs gewaant: De twee helften van dit vs. zouden beide kunnen worden aangevuld met het onderwerp ick en het hulpww. heb. Samentrekking met heb ick (vs. 25) heeft het bezwaar dat dan ook de aanloop wordt samengetrokken, en dat kan in elk geval niet bij vs. 26b. Het is het eenvoudigste vs. 26a en vs. 26b te zien als beknopte zinnen die ook volledig kunnen worden door stilzwijgende toevoeging van Het is.
34 Het Kan verkeeren: Behalve het gekunstelde rijmschema en het gebruik van enkele specifieke woorden moet men het verwerken van deze kenspreuk in de tekst zelf van het lied, alsook het woord Prince boven de laatste strofe beschouwen als typische elementen van de rederijkersstijl.
35 Dat u den tijdt sal leeren: Met het voegwoord Dat zijn verschillende interpretaties mogelijk, bijv. zodat, of opdat. Maar vs. 35-36 kan ook een lijdend vw. zijn bij Ick denck, ofwel een min of meer zelfstandige wensende zin zijn, dus: ik hoop dat enz. Vglz. WNT III, tweede stuk, kolom 2306.