Eglantier, in een bruiloftsgedicht uiteraard altijd toepasselijk, wijst of enige relatie hetzij van de dichter, hetzij van de kant van het bruidspaar, met die Kamer. Dat Bredero in 1615 lid was, is bekend; zie Memoriaal, blz. 136.
28 God is de liefde mee: Voor het ww. medezijn zie men WNT IX, kolom 367: ‘gunstig zijn; thans in onbruik’, met als bewijsplaatsen aanhalingen uit D'Heere en uit Vondel. Bij mede wordt in het WNT de bet. gunstig niet vermeld. Zowel deze afwezigheid als de aantekening ‘thans in onbruik’ is o.i. onjuist. In een uitdrukking als: ‘Het zat hem niet mee: de omstandigheden waren ongunstig voor hem’ (Koenen-Endepols24, blz. 640) is de bet. gunstig nog volop aanwezig; en of men uit de zin: ‘Als de wind wat mee is, zijn we er binnen een uur’ wil concluderen tot een ww. meezijn (nooit medezijn), ofwel tot de gescheiden woorden mee zijn, is een kwestie van smaak.
32 Soo ist begrijp wel groot, enz.: De middelned. betekenis van begrijp: verwijt, berisping, raakte in de zestiende eeuw allengs in onbruik; de moderner betekenis: begrip, begripsvermogen kwam op. Binnen het vs. van Bredero zijn beide interpretaties mogelijk: de tegenstelling verwijt/liefde is even goed denkbaar als de tegenstelling verstandelijk begrip/liefde. Toch verdient de oude bet. verre de voorkeur. Bredero's vs. komt namelijk vrijwel letterlijk overeen met een tekst van Coornhert, aangehaald in WNT II, kolom 1422: Daer 't begrip groot is, daer is de liefde klein. Bredero behoeft de uitdrukking echte niet aan Coornhert te hebben ontleend: beiden maakten gebruik van een bestaande zegswijze. Vgl. Harrebomée 1856-1870, deel I, blz. 44.
39 't Goddelijcke woord: zie I Kor.: 1-5 en Efez. 5: 22-23.
44 dat het sal willen zyn: dat het pas geeft. (B)
48 En blaackert u int oogh van 't bastert bruyne git Van u ghekroonde Bruyt: De uitdr. ‘zich blakeren in iets’ is bekend, en dan is iets de oorzaak van het geblakerd worden. Wanneer men zich dus beperkt tot de twee zinsfragmenten: En blaackert u int oogh (...) Van u ghekroonde Bruyt, is er geen enkele moeilijkheid. Het voorzetsel van in vs. 48 moet dan een ándere bet. hebben, en wel: gemaakt van, bestaande uit, gelijkende op. In git wordt dus een vergelijking uitgedrukt met oogh: de bruid had ogen als gitten. Maar git is zwart, en het probleem zit dus in de kleuraanduiding bastert bruyn. Samenstellingen met basterd (bastaard) zijn er bij dozijnen, maar het tweede deel is dan steeds een znw. In WNT II, kolom 1060-62 vindt men als enige uitzondering een citaat uit Busken Huet: bastaard-latijnsche regtstermen. Maar men zal dit neologisme eerder moeten zien als een afleiding van bastaardlatijn, dan als een samenstelling met latijnsch. Ook bij Bredero is het dus niet verantwoord de samenstelling bastert-bruyne te veronderstellen. Het is beter, in bruyne git een eenheid te zien en dáarbij dan bastert als een bijv. bep. te voegen. De ogen van de bruid waren dus van niet echt, zeer donker git, d.w.z. ze leken op donker git.