9 door het oogh: De opvatting dat liefde tot stand kwam via de ogen behoort tot de psychologische opvattingen van de renaissance. Vgl. ook lied XVII, vs. 60; lied XXXIV vs. 36-42.
13 Mijn hartsen liefde: Deze duitse genitiefvorm, die ook nog in Roemer Visschers Sinnepoppen en in Hoofts Granida voorkomt, wordt verklaard als een lang bewaard gebleven relict van de voorliefde voor hoogduitse woordvormen in de middelnederlandse lyriek, speciaal het minnelied; zie Gerritsen 1976, blz. 329-339.
37 Die om het aarts: enz.: De gehele strofe parafraseert een sententie die men als een renaissancistische topos kan beschouwen, maar die anderzijds in Bredero's liederen zó vaak wordt uitgesproken dat ze de indruk maakt ook op ervaring te berusten. Zie lied VII, lied VIII, lied XI, vs. 9-10, lied XII, lied XX, vs. 11 en vs. 39; alsook lied LXXIX, vs. 11-15.
55 Adieu: Evenals Prince/Princes is ook dit woord een element uit de rederijkerspoëzie.
60 uwe blaeuw uytvluchten: je leugenachtige verzinsels; zie WNT II, kolom 2796: ‘iets bedrieglijks’. Overigens wordt juist dit vs. van Bredero in kolom 2795 aangehaald bij de betekenis onbetekenend, beuzelachtig.
67 Princes: Ofschoon een gevarieerd rederijkersrelict, bevat deze aanhef van de slotstrofe ook een toespeling op de hooghartigheid van het meisje.