overeenkomstig een bekend middeleeuws patroon, heeft de strofe een zeer hechte structuur.
Melodie: Matter 1979, blz. 216-222.
Varianten |
|
|
Groot Lied-boeck 1622 |
Geestigh LB 1621 |
Liedt-boeck 1644 |
17 bloemtje |
bloemtje |
bloempje |
70 overlegget |
overlegtet |
overleghtet |
- ghevryde Vrijster: huwbaar meisje dat een aanzoek heeft gekregen. In deze woorden ligt niet speciaal uitgedrukt dat het meisje al enige ervaring op seksueel gebied zou hebben.
3 Ick raeje: Het gebruik van het vnw. voor de aangesproken persoon is in Bredero's taal heel afwisselend: in dit lied vindt men je als onderwerp (vs. 5) naast ghy (vs. 8, 19, 26); je als meewerkend vw. (vs. 3) naast u (vs. 44); u als lijdend vw. (vs. 15, 25), u als bezittelijk vnw. (vs. 4, 9, 17) en uws als bezittelijk vnw. tweede naamval (vs. 20). Dat je in dit lied niet voorkomt als lijdend vw., mag men als toeval zien. Dit systeemloze systeem zal wel in overeenstemming zijn geweest met de destijds in Amsterdam gangbare volkstaal. Zie Verdenius 1946, blz. 214-223 en Stutterheim 1974, blz. 103.
16 An: aan, om te huwen met.
23 't Sel selden soo ghelucken: Het proclitische vnw. 't duidt hier, evenals in vs. 53, op de seksuele omgang; zie ook vs. 42 en vs. 46. Het is duidelijk dat de verhouding tussen de gehuwde vrouw en haar jonge vriendin vertrouwelijk genoeg is om geen enkel misverstand te laten bestaan over wat er aldus wordt bedoeld.
51 Hy staet as ien kapoen: Dat kapoen, gesneden haan, gebruikt wordt als pejoratieve aanduiding van een impotente of althans weinig viriele man, ligt voor de hand; vgl. WNT VII, eerste stuk, kolom 1510-1514. Men mag aannemen dat staen as in dit vs. behalve de gebruikelijke bet. van: zich gedragen als, zijn (WNT XV, kolom 73) ook een toespeling in seksuele zin bevat.
52 hem: zich.
56 Syn meyt, syn weeuw, sijn wijf: Een vrijwel gelijke formulering met de eendere quasi climax vindt men in lied VII, vs. 47.
72 Ien Hemel of ien Hel: De overtuiging dat een goed huwelijk het allerhoogste geluk, en een slecht huwelijk het allerergste ongeluk betekent, vindt men op gelijke wijze uitgedrukt in lied XXXVII, vs. 55-56.