Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XVII Bruyd-Lofs-Gedicht, Ter Eeren
Dirck Pietersz. Voskvyl, Ende Aafgen Willems Dr.

I: 91-95

Gelegenheidsgedicht met sterke klassiek-mythologische inslag, geschreven begin 1612. Het is het vroegste bruiloftsgedicht dat er van Bredero bekend is.

Beginregel: Laest als ick gants alleen, alleen was uyt getogen,

Vindplaatsen: Privé-druk, 1612 (Unicum; K.B. 's-Gravenhage; signatuur 853 A 97); Groot Lied-boeck 1622: 21-25; Kalff 1890: 246-249; Knuttel 1929: 334-337; Van Rijnbach 1944: 55-59.

Omvang: 112 verzen.

Versvorm: alexandrijnen met gepaard rijm, om en om slepend en staand. Het jambische metrum is over het algemeen strak volgehouden, al zijn er enkele omzettingen van de eerste jambe (vs. 1, 4, 7, 38, 44 etc.) en soms ook van de vierde jambe (vs. 2). Opmerkelijk van afwijkende ritmiek zijn vs. 10, 15, 18 etc. De cesuur

[pagina 227]
[p. 227]

na de derde jambe is bij uitzondering afwezig in de vzn. 21, 23-28, 45 etc.

 

Het exemplaar van de oorspronkelijke privé-uitgave is voor het eerst vermeld door W.A.P. Smit (Smit 1927, blz. 370-372). Het zijn acht ongenummerde bladzijden, formaat 14 bij 18 cm, geheel in rood gedrukt. Op blz. 1 de titel, gezet op elf regels met letters van zes verschillende soorten: epitalamivm, Of Bruylofs ghedicht, Ter eeren het van God-ghevoechde Houwelijck tusschen den vroomen Jongman, dirck pietersz. voskuyl. Met de Eerbaere, ende Deughd-rijcke Jonghe Dochter aafgen willems dochter. Versamelt inden Huwelicken staet den 26. Februarij, (vignet: twee in elkaar grijpende handen en een hart met twee pijlen binnen een krans met bloemmotieven) In bet Jaer der versoeninghe, M.DC.XJJ. Op blz. 2 staat thans het stempel van de K.B.; op blz. 3-7 het gedicht;, op blz. 8 het bruiloftslied.

Facsimile van blz. (7) in Hellinga 1962, blz. 63; daarbij behoren de volgende Aantekeningen op blz. 182:

‘Een onderzoek wees uit, dat het bruiloftsgedicht werd gezet en gedrukt in de erkplaats van Paulus van Ravensteyn door D.P. Voskuyl, toen nog boekbinder, later drukker, in samenwerking met de auteur. De letter is Frans, een bastaard Garamond, soms zeer gesleten; het zetsel is correct, dat wil zeggen, er zijn weinig of geen zetfouten. Er is echter in technisch opzicht slecht gedrukt, zoals blijkt uit het register, de doorslag en de zware moet van de weerdruk. De druk is als private-pressuitgave te beschouwen; een gelegenheidsdruk door jongelui met toestemming van Van Ravesteyn, die oud materiaal beschikbaar stelde. Ook het gebruik van rood wijst op een bijzondere gelegenheidsdruk.’

Het enige wat er in dit geval kan worden onderzocht, is een met versleten letters ietwat dilettantisch in rood gedrukt unicum. Tot méer dan technische conclusies kan zo'n onderzoek uiteraard niet leiden; persoonlijke of biografische gevolgtrekkingen zijn zonder nadere gegevens ondenkbaar. Uitgaande van de veronderstelling dat het voordragen van zo'n gedicht tijdens de bruiloft een element van verrassing had, speciaal voor het bruidspaar, en dat de gedrukte exemplaren kort tevoren werden uitgereikt zodat de gasten eventueel de tekst konden meelezen en in elk geval het lied vóor zich hadden bij de samenzang, moet men het uitgesloten achten dat de bruidegom zelf betrokken zou zijn geweest bij het zetwerk.

Varianten
Groot Lied-boeck 1622 Privé-druk 1612
titel zie boven zie bij de beschrijving
29 't eunjer Goodje Tuenger Goodtgie
31 Nu Dichter (seyd hy) (Nu dichter seyd hy)
40 wiert wert
47 t'Heylichje t'Heylichie

[pagina 228]
[p. 228]

48 de die
49 kuurtjes kuurtgies
51 Pijltjes Pijltgies (zo ook vs. 53, 55)
71 uwe uwen
78 Bruygoms Bruygooms
86 oogjes oogies
95 die den
spitse spitste
99 (Staet op) (Stant op)
103 coemt compt
112 Bruylofts-Liet Bruyloffs-Liet

- Bruyd-Lofs-Gedicht: Woordspeling, nl. gedicht voor de bruiloft én lofgedicht voor de bruid.

- Dirck Pietersz. Voskuyl: Op 10 februari 1612 ging Dirck Voskuyl, boekbinder en boekverkoper in de Oude Brugsteeg, in ondertrouw met zijn volle nicht Aefje Willems Saskers. De bruidegom was in 1585 in de Nes geboren als zoo van de bontwerker Pieter Pietersz. Voskuyl. Bredero moet hem dus van jongs af hebben gekend. Hij had een oudere broer, Huych Voskuyl, die schilder was. Het huwelijk, op 26 februari 1612 gesloten, heeft elf jaar geduurd: Dirck Voskuyl overleed in 1623; het jaar daarop hertrouwde de weduwe met Hessel Gerrits, de plaatsnijder aan wie Bredero's portret vóor de bundel Lijck-dichten (1619) te danken is. Zie Memoriaal, blz. 246, en Van Eeghen 1968b, blz. 163.

2 De Minnen blinde God: Ook door Hooft wordt Cupido als blind voorgesteld: het blinde kint (Chanson a Madame, vs. 6; ed.-Stoett, I, blz. 11) en de blinde schutter (Sang, vs. 5; idem I, blz. 170). Dat liefde blind is, m.a.w. dat men geen oog heeft voor de gebreken of ondeugden in de geliefde, is een even oude als wijdverbreide gedachte (Vgl. Stoett 1923 blz. 557). Dit is echter niet de interpretatie die Bredero bij Van Mander kon lezen. Na van de neolatijnse dichter Marullus (ong. 1450-1500) twintig versregels in vertaling te hebben geciteerd, waaronder als elfde:

Wie maeckt hem d'oogen quijt? De woeste vuyl wellusten, (folio 7a) schrijft Van Mander: ‘Wat zijn blintheyt beduydt, is (nae t'segghen van eenige) ter oorsaken, dat sommige Menschen door den brant der liefden ongeschickt leven leydende, vergheten, oft niet en aenmercken hun weerdicheyt, en waer toe dat sy van Godt voorsien, oft beroepen zijn, niet aensiende schade oft schande, Godtlijcke noch natuerlijcke Wetten, soo dat die sulcke met recht niet alleen blint, maer kintsch, en dwaes ghelijcken te wesen.’ (ed. 1616, folio 7b).

7 zyn: De komma in dit vs. is niet anders dan een formele aanduiding van de cesuur. Het vnw. zyn sluit direkt aan bij Eeuw-Palleys en doet dienst om de tweede-naamvalsfunctie daarvan uit te drukken. De zin is dus: tot in de

[pagina 229]
[p. 229]

allerhoogste kruin van het eeuwpaleis, tot in het hoogste topje van de opperste hemel.

8 in 't Aakelighe bruyn: Waar deze bepaling bij hoort, is formeel niet te beslissen; maar gezien de betekenis komen twee van de drie mogelijkheden niet in aanmerking: het nare donker kan niet slaan op de situatie waarin dit gesprek plaats vindt, noch op het uiterlijk van Cupido. Dan blijft alleen de mogelijkheid over, deze bepaling te doen aansluiten bij het pers. vnw. myn (vs. 8); misschien zijn ook de haakjes als een aanwijzing dienaangaande bedoeld. Er staat dan, dat de ik-figuur zich in zijn donkere aardse gewaad nogal misplaatst voelde in die stralende hemelse omgeving. Tijdens de voordracht aan het bruiloftsmaal kan de dichter deze woorden met een zeker komisch effect hebben zichtbaar gemaakt door een gebaar naar zijn stemmige kledij.

19 Met scheemer gloeyend-gloor: Het koppelteken is misleidend; de versie-1612 heeft het niet; naar modern inzicht zou men het éen plaats eerder zetten: Met scheemer-gloeyend gloor, met van vurigheid gloeiende glans. De verwijzing naar het Duits (I: 91) is onjuist; al in het Middelned. komt schemer voor in de bet. van gloed, licht. Het enkelv. beschittert bij het meerv. onderwerp starren (vs. 18) is verklaarbaar door het nabije enkelv. gloor. (+)

24 Een yder roemden van: De herhaling van geheel dit zinsdeel in vs. 25, de gevarieerde herhaling in de vzn. 26-27 (met daarbinnen ook nog het tweevoudige oxymoron bitter soete; kouwden heeten) én in vs. 28, vormt een stijlverschijnsel dat in de ogen van de moderne lezer eerder hinderlijk dan zinrijk is, maar dat voor het gehoor van de destijds luisterende bruiloftsgasten de verstaanbaarheid ten goede zal zijn gekomen. De herhaling beperkt zich trouwens niet tot de vzn. 24-28, maar is een onmiskenbaar retorische factor in het hele gedicht; men zie de vzn. 49-59; 61-63-65; 67-71 (en daarbinnen 68b-69a); 75-77; 81-82; 97-98; 104-105 en 107-108.

31 Nu Dichter (seyd hy): De aanspraak van Cupido omvat maar drie versregels; in vs. 34 is de vertellende auteur weer zelf aan het woord.

42 mijn swaar-wichtich lijff: Uit deze woorden volgt allerminst dat de voordragende dichter gezet van gestalte was. Het bijv. naamwoord functioneert in de tegenstelling hemels-aards: Cupido, als hemelse figuur, kon wel uit de hemel worden gesmeten (vs. 38) maar bleef toch inde lucht wat hanghen (vs. 41); het aardse lichaam van de dichter evenwel was daartoe niet in staat en moest door Cupido worden opgevangen (vs. 42).

50 Hoe dickwils gaf hy my een oorsaeck om te schryven: Indien het geoorloofd is aan een openbaar gelegenheidsgedicht als dit enige autobiografische waarde toe te kennen, kan dit vs. dienen als argument voor de mening dat Bredero al vóor februari 1612 een aantal gedichten had geschreven, geïnspireerd door erotische ervaringen van hemzelf ofwel van anderen.

57 Hoe dickwils schoot hy uyt: Het uitschieten, het afzenden, van de pijl door

[pagina 230]
[p. 230]

Cupido wordt in dit geval nader gepreciseerd: Quetsende door 't ghehoor (vs. 58), dus doordat er gesproken wordt over iemand die zich ver weg, op een afstand van hondert mijlen bevindt. Verliefdheid kon dus niet enkel ontstaan door iemand te zien (vs. 60) maar ook door allerlei goeds over iemand te horen. Er bestond zelfs ‘een traditie waarin de waarde van het gehoor gesteld werd boven die van het gezicht; het werd verheven als het meest spirituele zintuig.’ Zie Veenstra 1968, blz. 150-157 en 1973a, blz. 43.

73 Dit is den Seyl-steen, die, die u enz.: Met eerste die vatte men op als een aanwijzend vnw., het tweede die als een betrekkelijk vnw. Het eerste die is dan een versterkende herhaling van het lidwoord, ongeveer met de betekenis van: deze u bekende magneet.

83 Achilles Lancy: In de griekse mythologie was Telefos de zoon van Herakles en Auge. Hij werd koning van Mysia, huwde met een dochter van de trojaanse koning Priamos en belette de Grieken in Mysia te landen; hierbij werd hij door Achilles met een speer gewond. Omdat de wond niet genas, raadpleegde hij het orakel van Delfi, en dit zei hem dat hij alleen kon genezen door wie hem had gewond. Telefos zocht nu, vermomd als bedelaar, de hulp van de Grieken, en zag kans zijn wond te doen genezen met wat roest van Achilles' speer. Dezelfde vergelijking van de liefde met de lans van Achilles komt ook voor in Griane, vs. 134-135. Bredero zal dit verhaal gelezen hebben bij Van Mander; in diens Wtlegginghe op den Metamorphosis Pub. Ovid. Nasonis staat in het Eerste Boeck in het hoofdstuk Van Achilles: ‘Men seght dat het yser van syn spietse hadde eenighe voorschicksche verborghen cracht: want Telephus den Coningh daer van ghequetst wesende, con van Machaon noch Podalyro, AEsculapij sonen, niet ghenesen worden: dan eyndtlyck door openbaringhe der Heymnis werdt hem te kennen ghegheven, dat den ghenen, die hem hadde ghequetst, hem oock most ghenesen; so dat Achilles hem met der spietse weder raeckende, ghenas, alsoo Dictys in 't tweede Boeck des Troyschen krijgs verhaelt, en den uytlegger van Lycophron.’ (ed. 1616, folio 85a).

86 uyt u oogjes springen: Volgens de renaissance-opvatting verlieten, bij wederzijdse verliefdheid de spiritus de ogen om via de ogen bij de geliefde binnen te dringen. Zie Veenstra 1968, blz. 147.

90 popelt: trilt, siddert; hier wel speciaal van verlangen; zie WNT XII, tweede stuk, kolom 3449.

91 doode vrees: Men kan bij de verklaring van deze ongewone uitdrukking denken aan een woord als doodsvrees, maar ook aan het bleke, kleurloze van de dood, ofwel aan het niet meer levende, niet zinvolle en dus ongegronde. Vgl. WNT III, tweede stuk, kolom 2846: ‘Zijne functies niet meer vervullend, zich niet meer doende gelden, afgeloopen, tot stilstand gekomen.’ En zelfs: ‘waar niet meer om gedacht of over gesproken wordt’ (idem, kolom 2847).

92 Ghy sult gaen sterven nu die over soete doot: Deze uitdrukking is in het WNT

[pagina 231]
[p. 231]

noch behandeld bij sterven (XV, kolom 1527-44, speciaal 1540), noch bij overzoet (XI, kolom 2259), noch bij dood (III, tweede stuk, kolom 2829-36, speciaal 2834). Ze komt bij Bredero een paar malen voor als aanduiding van de coïtus, bijv. lied XXII, vs. 46-47: Hy sturf in haer schoot/ Een suyckerighe doot. Aangezien de uitdrukking blijkbaar toepasselijk is zowel op de bruid als op de bruidegom, zal men eerder moeten denken aan orgastische emoties van zelfverlies, dan aan lichamelijke gedragingen. Ook in de bruiloftsgedichten van Starter wordt deze uitdrukking gebruikt.

96 En heeft de Maachdom noyt: Dit ietwat scabreuze grapje op de fysiologische toestand van de maagdelijkheid komt bij Bredero ook, en nog iets uitvoeriger, voor in zijn bruiloftsgedicht uit november 1613 (I: 188, vs. 138-148).

103 Sy rijst, sy staet, sy coemt, sy pieraarst, neen sy gaet: In deze werkwoorden is de wijze waarop de bruid de feestzaal verlaat in al de verschillende stadia uitgedrukt: het opstaan, het stilstaan, het naderkomen, het aarzelen, het weggaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken