Cupido wordt in dit geval nader gepreciseerd: Quetsende door 't ghehoor (vs. 58), dus doordat er gesproken wordt over iemand die zich ver weg, op een afstand van hondert mijlen bevindt. Verliefdheid kon dus niet enkel ontstaan door iemand te zien (vs. 60) maar ook door allerlei goeds over iemand te horen. Er bestond zelfs ‘een traditie waarin de waarde van het gehoor gesteld werd boven die van het gezicht; het werd verheven als het meest spirituele zintuig.’ Zie Veenstra 1968, blz. 150-157 en 1973a, blz. 43.
73 Dit is den Seyl-steen, die, die u enz.: Met eerste die vatte men op als een aanwijzend vnw., het tweede die als een betrekkelijk vnw. Het eerste die is dan een versterkende herhaling van het lidwoord, ongeveer met de betekenis van: deze u bekende magneet.
83 Achilles Lancy: In de griekse mythologie was Telefos de zoon van Herakles en Auge. Hij werd koning van Mysia, huwde met een dochter van de trojaanse koning Priamos en belette de Grieken in Mysia te landen; hierbij werd hij door Achilles met een speer gewond. Omdat de wond niet genas, raadpleegde hij het orakel van Delfi, en dit zei hem dat hij alleen kon genezen door wie hem had gewond. Telefos zocht nu, vermomd als bedelaar, de hulp van de Grieken, en zag kans zijn wond te doen genezen met wat roest van Achilles' speer. Dezelfde vergelijking van de liefde met de lans van Achilles komt ook voor in Griane, vs. 134-135. Bredero zal dit verhaal gelezen hebben bij Van Mander; in diens Wtlegginghe op den Metamorphosis Pub. Ovid. Nasonis staat in het Eerste Boeck in het hoofdstuk Van Achilles: ‘Men seght dat het yser van syn spietse hadde eenighe voorschicksche verborghen cracht: want Telephus den Coningh daer van ghequetst wesende, con van Machaon noch Podalyro, AEsculapij sonen, niet ghenesen worden: dan eyndtlyck door openbaringhe der Heymnis werdt hem te kennen ghegheven, dat den ghenen, die hem hadde ghequetst, hem oock most ghenesen; so dat Achilles hem met der spietse weder raeckende, ghenas, alsoo Dictys in 't tweede Boeck des Troyschen krijgs verhaelt, en den uytlegger van Lycophron.’ (ed. 1616, folio 85a).
86 uyt u oogjes springen: Volgens de renaissance-opvatting verlieten, bij wederzijdse verliefdheid de spiritus de ogen om via de ogen bij de geliefde binnen te dringen. Zie Veenstra 1968, blz. 147.
90 popelt: trilt, siddert; hier wel speciaal van verlangen; zie WNT XII, tweede stuk, kolom 3449.
91 doode vrees: Men kan bij de verklaring van deze ongewone uitdrukking denken aan een woord als doodsvrees, maar ook aan het bleke, kleurloze van de dood, ofwel aan het niet meer levende, niet zinvolle en dus ongegronde. Vgl. WNT III, tweede stuk, kolom 2846: ‘Zijne functies niet meer vervullend, zich niet meer doende gelden, afgeloopen, tot stilstand gekomen.’ En zelfs: ‘waar niet meer om gedacht of over gesproken wordt’ (idem, kolom 2847).
92 Ghy sult gaen sterven nu die over soete doot: Deze uitdrukking is in het WNT