22 Michieltje: Terwijl de beide meisjes in het hooi liggen - want ook Fijtje zal na de waarschuwing in vs. 19-20 het natte gras wel hebben vermeden - ontstaat er een gesprek over een jonkman met wie ze blijkbaar allebei een verhouding hebben, zonder het van elkaar te weten. Het hooi, als bruikbare plaats voor erotische bezigheden, komt ook in andere gedichten van Bredero voor: zie lied II, vs. 31-35; lied III, vs. 37-60.
25 Men souwer seper op verlieven: Nadat Fijtje juist begonnen is met haar vertrouwelijke bekentenissen, onderbreekt Jaepje haar met deze ene zin, die in z'n nuchtere constatering toch wel iets méer meedeelt. Fijtje echter slaat daar geen acht op. Zij gaat nog elf versregels lang door met triomfantelijke mededelingen, zonder er zich van bewust te zijn dat ze minder een vriendin dan een mededingster tegenover zich heeft.
28 goet mijns: De 17de eeuw kende talrijke uitdrukkingen met goed gevolgd door een woord op -s dat óf een tweede naamval is van een znw., óf een afgeleid bijv. nw, destijds op -sch. De vorming was toen blijkbaar nog productief. Het WNT V, kolom 300, geeft o.a. goed arms, weldadig jegens de armen; goed kinds, houdende van kinderen; goed kerksch, goed vrouws, goed meisjens, goed leex, goed clercx, goed kroegs, goet evangelis (dit laatste bij Anna Bijns). De uitdrukking goet mijns, erg op mij gesteld, wijkt evenwel van al de geciteerde af daar mijns geen tweede nv. of afleiding van een znw. is, maar van een pers. vnw.: Bredero kan haar hebben aangetroffen bij Hooft in diens Sang (Ghy Heilichheidtjens, die in bloemen en in cruiden), vs. 20:
Of Sanggodin goedt mijns u dat had ingegeven.
Deze Sang was door Hooft gepubliceerd in zijn Emblemata amatoria (Amsterdam 1611) blz. 130. Zie ed-Stoett, Amsterdam 1899, deel I, blz. XVII, 100 en 348.
31 trouwen Met ien veter:. Deze uitdrukking waarvan het WNT enkel dit vs. als vindplaats geeft, heeft kennelijk betrekking op een buitenechtelijke verhouding. ‘De gedachte is dan - aldus WNT XXI, kolom 128 - dat er geen onverbrekelijke, echte huwelijksband gelegd wordt, maar slechts een losse verbinding tot stand komt die elk oogenblik weer losgemaakt kan worden. Misschien tevens met gedachte aan de hieronder behandelde bet. ‘penis’.’ Deze tweede betekenis is ontstaan, doordat er bij de voorsluiting van de mannenbroek destijds een veter werd gebruikt. (aldaar, kolom 129).
36 En ick nam 't op mijn beraen: Uit dit vs. blijkt dat Fijtje inzake het voorstel van Michieltje nog geen beslissing heeft genomen, hoe verliefd ze overigens ook is. Jaepje is in haar verhouding tot Michieltje kennelijk een stadium verder.
39 By de groote Klocken: De uitdrukking ‘zweren bij de grote klokken’ is geen gebruikelijke zegswijze. Gebruikelijk is wél ‘iets aan de grote klok hangen’, d.i. iets in wijde kring bekend maken; maar enige verbinding met het vs. van Bredero is hiermee niet te maken. Stellig moet er worden gedacht aan de (in katholieke kerken) gewijde grote luiklokken, die dus iets godsdienstigs, iets