Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 611]
| |
CXCIV Geestigh Liedeken
Stemme: Wt den diepten, ô Heere!
O God die de gedachten
Der Menschen siet en leest!
Ghy weet wat sy betrachtenGa naar voetnoot3
In 't midden van haer Geest,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Waer sy haer toe begeven,Ga naar voetnoot5
Het sy tot goedt of quaet,
In dit ellendigh leven,
Dat als een windt vergaet.
Wat wil ick my verbloemen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
En decken met de lien,Ga naar voetnoot10
En u de Wereldt noemen,Ga naar voetnoot11
Die ick noch niet kan sien:
't Is al te veer getreden,Ga naar voetnoot13
'k Wil in mijn selven gaen,
15[regelnummer]
Voor uwe goedigheden,Ga naar voetnoot15
Die 'k heb te seer misdaen.Ga naar voetnoot16
Ick heb door mijn misdaden,
En gruw'len onbepaelt,Ga naar voetnoot18
In plaets van u genade,
20[regelnummer]
U straf op mijn gehaelt.Ga naar voetnoot20
| |
[pagina 612]
| |
Och ick en kan niet rusten,Ga naar voetnoot21
Van eygen wil verwoet:
Want laes! mijn quade lusten
Die dryven my van 't goedt.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Helaes! ick ben te gierigh,Ga naar voetnoot25
Na mijn verderf en schant,
Ick volgh noch al te vierichGa naar voetnoot27
Mijn beestich onverstant:Ga naar voetnoot28
Ick ben vervreemt van reden,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Mijn sinnen wilt en woest,
Vol ongeregeltheden,Ga naar voetnoot31
Die hollen even noest.Ga naar voetnoot32
Gelijck twee dolle Meyren,Ga naar voetnoot33
In onbedwongen run,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Onmog'lijck zijn te keeren,
Maer vlien door dick en dun,
Tot sy haer meester storten
In 't water of in 't slijck,
Soo doen sy my verkortenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Mijn leven jammerlijck.
Och had ick konnen hooren
U inspraeck eer ick viel!Ga naar voetnoot42
Soo soud ick nu u toorenGa naar voetnoot43
Niet dragen op mijn ziel,
45[regelnummer]
Soo soud' ick nu niet dulden
De heymelijcke smart,Ga naar voetnoot46
| |
[pagina 613]
| |
Van mijn bekende schulden,Ga naar voetnoot47
Geloos-pant op mijn hert.Ga naar voetnoot48
O Heer ick ben verwonnen,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Ick ken 't in mijn gemoet,Ga naar voetnoot50
Maeckt van mijn oogen bronnenGa naar voetnoot51
Van water en van bloet,
Die tot den Hemel springen,
Tot voor u Majesteyt,
55[regelnummer]
Op dat sy u bedwingenGa naar voetnoot55
Tot u barmherticheyt.
Doet doch soo groote dingen,Ga naar voetnoot57
Aen my benaude Man,Ga naar voetnoot58
Dat daer u kraeltjes singen,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
In eeuwicheden van
U goetheyd en het wonder,
Dat niet kan zijn vol-eert,
Dat is dat ghy een SonderGa naar voetnoot63
Soo saligh hebt bekeert.
65[regelnummer]
Soo sullen alle Menschen,Ga naar voetnoot65
(Ten minsten sullen 't dien,
Die mijn welvaren wenschen,Ga naar voetnoot67
En garen souden sien)
U opter aerden loven,
70[regelnummer]
Tot in u Hemelrijck,
En d'Engeltjens hier boven,
U prysen eeuwelijck.
|
|