Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 607]
| |
CXCIII Liedeken
Stemme: Esprit qui souspirez
O ghy neus-wyse hoop! ghy nau gesette lieden,Ga naar voetnoot1
Die 't buytenste verheft, en binnenste veracht,
Ghy raet uyt waen, en schijn, te minnen of te vliedenGa naar voetnoot3
Yemant, om naem, of graet, van kleen of groot geslacht.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
De voorsichtige sorgh wert van my niet gelastert,Ga naar voetnoot5
Noch die Registers, noch de tafels van de vromst,Ga naar voetnoot6
Maer 'k haet den rijcken Guyt, en wese-loose Bastart,Ga naar voetnoot7
Die door zijn wan-gelaet verloochent zijn af-komst.Ga naar voetnoot8
Van oud Raets-heerlijck volck, en staet-waerdige menschen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Naem-aftigh, en daed-rijck, uytstekende van deughtGa naar voetnoot10
Te wesen afgedaelt, is prijs'lijck, en te wenschen,Ga naar voetnoot11
Tot spiegel en tot spoor voor d'eergierige jeught.Ga naar voetnoot12
Maer ydel en onnut is 't pochen, en het roemen
Van 't hoogh-doorluchtich huys, of't Adelijcken lijn,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Al mocht hier yemant schoon, de beste maegschap noemen,Ga naar voetnoot15
En deught hy selven niet, wat voordeel mach 't hem zyn?Ga naar voetnoot16
| |
[pagina 608]
| |
In 1622 blz. 53, linkerhelft
| |
[pagina 609]
| |
VVat mach het letten oock, die van verachte boelenGa naar voetnoot17
Bevrunt is, en verwant met bloet on-edel slecht,Ga naar voetnoot18
Als hem zijn eygen deucht, en dapperheyt noch voerenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Tot kroon, tot staf, tot staet, of voor-plaets in het recht?Ga naar voetnoot20
Geen namen, tytels, noch geen wape, noch geen merken,Ga naar voetnoot21
Noch het behelmde schilt, en fockt den Edelingh.Ga naar voetnoot22
De deugd maeckt edele lien, want sonder d'ed'le wercken
Soo is den Adel maer een slecht niet waerdich dingh.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Het Erentfeste saet van Maegden, en van neven,Ga naar voetnoot25
Van verre broederschap, en groote swagery,Ga naar voetnoot26
Van d'Hemel tot den kruyn des steylen luchts verheven,Ga naar voetnoot27
En brenght den armen man geen nut, maer droefheyt by.Ga naar voetnoot28
Als hy hem vint versmaet van die Godloose rijcken,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Die ruggelingh hem gaet, en smalt syn aensicht af:Ga naar voetnoot30
Die inde hooghste noot niet eens na hem sou kijcken,Ga naar voetnoot31
Noch hem, dood zijnde nau geleyden in het graf.Ga naar voetnoot32
Doch ghy verwaende lien (van veel ghenaemt de besten,
Om dat u out-Oom, of groot-Vader heeft beheert
35[regelnummer]
Met wijsheyt, en gesorgh, die Vaderlijcke vesten)Ga naar voetnoot35
Ghy wert om ander lien (niet om u deught) ge-eert.Ga naar voetnoot36
| |
[pagina 610]
| |
O Vaders liefde-loos! wat wet doet u toch bannenGa naar voetnoot37
Den deughdelijcken man om zijn vernedert bloet?Ga naar voetnoot38
Ghy scheurt de herten vaeck, ghy Beulen! ghy Tyrannen,
40[regelnummer]
Ghy moort de zielen, en ghy martert het gemoet.Ga naar voetnoot40
Der gener die met min, en met genegentheden,
Door eenicheyt des geests gril-hertigh zijn vereent.Ga naar voetnoot42
O voogden vroom! (maer vreck) die buyten recht en redenGa naar voetnoot43
Mijn lieve liefje dwinght en strengelijck verpeent.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Om dats' uyt minne heeft haer minder uytverkorenGa naar voetnoot45
Doch die haer meerder mint als wel haer meerder sou:Ga naar voetnoot46
VVant ick acht mijn alleen ter werelt maer geboren,Ga naar voetnoot47
Tot lust, tot nut, tot dienst van mijn beminde vrou.
Ghy Cooplien vande Echt, en Dingers in het gevenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Van huw'lijcx goet, ghy gluurt op gelt, op haef, op winst:Ga naar voetnoot50
Op welstant vande trou, noch op het vreed'lijck levenGa naar voetnoot51
Van Iongelingh en Maecht, en ooghdy op het minst.Ga naar voetnoot52
|
|