Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 605]
| |
CXCII Liedeken
Op de Stemme als't begint, &c.
Wat wissel van leven, wat grooter strijtGa naar voetnoot1
Heeft hier een Christen Ridder altijt?
Wat aenvechtinge van sinnen,
Als hy de Duyvels, de Luypers loos,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Moet mannelijck verwinnen?
Maer zijn stantvastigh moedigh hart,
En past op wonden, noch op smart,Ga naar voetnoot7
Noch op de helsche krachten:
Hy strijt tot dat hy meester wertGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Van zijn woeste gedachten.Ga naar voetnoot10
Wanneer hy die heeft in zijn dwangh,Ga naar voetnoot11
So helpt hem God wel op (eer langh)Ga naar voetnoot12
Tot Staten hoogh verheven:Ga naar voetnoot13
Dan komt de Wereld ten aengangh,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Om nieuwe strijdt te geven.
De lieve, soete Schoon in't Oogh,Ga naar voetnoot16
Verheft en mint haer Minnaer hoogh,Ga naar voetnoot17
Doch met bedeckt vermommen,Ga naar voetnoot18
De liefde doet oock goet betoogh,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Doch spelen beyd de stommen.Ga naar voetnoot20
| |
[pagina 606]
| |
Elck doet zijn best om 't geen hy vrijt,Ga naar voetnoot21
Beknopt te winnen door de tijtGa naar voetnoot22
De goe gelegentheden,Ga naar voetnoot23
Of elck hem voor den ander mijt,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Sy zijn noch niet te vreden.
De Werelt neemt een hoogen raetGa naar voetnoot26
Om haeren Ridder met lusten quaetGa naar voetnoot27
Te trecken en te troonen,Ga naar voetnoot28
De Liefd oock lieffelijck bestaetGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Hem 't soetste soet te toonen.
|
|