Groot lied-boeck

[p. 603]

tekstkritische noten

CXCI Feest-Liedeken

Geliefkens eer ghy waert geboren
Sydy van den Heer verkoren,
Om te samen wesen een:
Gaat en doet na zijn gebieden,
Wat hy wil dat moet geschieden,
Daer en zijn geen tegen-re'en.⁶

Wilt ghy God, en mensch behagen,
Leert malkander toch verdragen,
Gaet den ander te gemoet
Met bescheyde, wyse, reden,¹⁰
Tracht doch na de rijcke vrede,¹¹
Dat 's het beste Bruylofts-goet.

Wilt uw' kinders met uw' leven
Deughdelijcke lessen geven,
Goede voor-gangh leert so soet,¹⁵
Meerder als de straffe dingen,¹⁶
Die zijn selven kan bedwingen,¹⁷
Dunckt my dat niet qualijck doet.¹⁸

Leert haer, eer dat sy gaen slapen,¹⁹
Waer toe dat sy zijn geschapen,
Dat 's tot lof van God den Heer,

CXCI
In 1622 blz. 51. In vs. 1 het eerste woord in romein, met grotere sierletter G. In de vzn. 1, 21, 39 en 44 een woord in romein. Het lied sluit aan bij het voorafgaande gedicht en stamt dus ook uit eind 1617 of begin 1618.
27 eerst-mael daer in 1622 eerst-maeldaer

6 Daer en zijn enz.: er is geen tegenspraak mogelijk.

10 bescheyde: weloverwogen; reden: woorden.

11 Tracht doch: streef toch; vrede: eendracht.

15 leert: onderwijst; soet: prettig.

16 Meerder als: beter dan; straffe: strenge; dingen: maatregelen; na dit vs. denke men een punt.

17 Die: wie.

18 Dunckt my enz.: doet, dunkt mij, niet slecht.

19 haer: hun.

[p. 604]

 

Brenghtse op tot synder eeren,²²

 

Gaet met haer in 't huys des Heeren,

 

Tot de ongevalschte Leer.

 

 

25

Recht gelijck de steene kruycken²⁵

 

Nae de vetticheyd sal ruycken,²⁶

 

Die men eerst-mael daer in doet,²⁷

 

Soo gaet het met onse sinnen,

 

Soo wy met de jeughd beginnen,²⁹

30

Soo gedytet quaed of goedt.³⁰

 

 

 

Even als van goede boomen

 

Nimmer quade vruchten komen,

 

Soo is 't oock in een geslacht,³³

 

Die den Heer Godvruchtigh vresen,³⁴

35

En niet anders willen wesen³⁵

 

Als sy willen zijn geacht.

 

 

 

Reyn van herten, en van wandel,

 

Trou, en recht in haren handel,

 

Sullicken die zeghent Godt,³⁹

40

Met veel tijdelijcke have,

 

Met gewenschte schoone gaven,

 

Die haer soo vallen te lot.⁴²

 

 

 

Een gheluckich salich leven

 

Wil de goede Godt u geven,⁴⁴

45

Met al wat men wenschen mach

 

Dat geoorloft is te wenschen

 

Voor de alderbeste menschen,

 

Tot in, en na haer sterref-dagh.⁴⁸

22 Brenghtse op: voed ze op.

25 Recht gelijck: juist zoals.

26 vetticheyd: olie, balsem.

27 eerst-mael: het allereerste, als het eerste.

29 Soo: zoals.

30 gedytet: gedijt het, ontwikkelt het zich.

33 geslacht: familie.

34 Die: dit meervoud wijst terug op geslacht.

35 En niet anders enz.: en die precies zó willen zijn als zij wensen beschouwd te worden.

39 Sullicken: zodanige personen.

42 te lot: ten deel.

44 Wil: moge.

48 haer: hun.